hoofdstuk 1: algemene inleiding introductie Flashcards

1
Q

Waardoor is bedrijfskunde nu ontstaan?

A

1) bedrijven zijn centraal komen te staan
2) bedrijven worden beschouwd als machines.
3) bedrijven zijn ingewikkelder geworden en schaalvergroting is centraal komen te staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welke disciplines bestaat het begrip bedrijfskunde?

A

sociologie, rechten, ingenieurswetenschappen, bedrijfseconomie en psychologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Naaste de disciplines kunnen we bedrijfskunde ook in deelgebieden opdelen. Wat zijn deze verschillende bedrijfsactiviteiten?

A

1) operations (logistiek, concrete uitvoering van taken waar een bedrijf zich op focust)
2) Marketing en verkoop (hoe gaat een bedrijf zijn producten verkopen)
3) finance en accounting (controle van het bedrijf)
4) Innovatie ( een middel om het doel te bereiken/ het toepassen van nieuwe technologien in producten, diensten en processen)
5) Human resource management ( alles wat te maken heeft met werknemers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is het meten van innovatie erg lastig?

A

het valt niet uit te drukken in numerieke waarden en het kan leiden tot discussies over wat wel en niet onder innovatie wordt verstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

noem voorbeelden van taken van Human resource management

A

Het invullen van vacatures en het bepalen van salarissen zijn ook zaken die van belang zijn voor resource management

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom zijn de bedrijfsactiviteiten belangrijk?

A

elk van deze processen kan invloed uitoefenen op een ander proces.

vb: We hebben gezien dat het belangrijk is voor de marketing van Frieslandcampina om voldoende producten op voorraad te houden. We willen natuurlijk geen ‘nee’ hoeven te verkopen aan klanten, maar voor de financiering van het bedrijf is het juist voordelig om minder voorraad aan te houden. Als er veel melk in voorraad wordt gehouden, is hier veel geld nodig. Bovendien loopt Frieslandcampina het risico dat de melk gaat bederven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kan het dat er een conflict kan ontstaan tussen 2 verschillende bedrijfsprocessen?

A

Dit komt doordat ze tegengestelde belangen hebben. als manager moet je dus inzien dat alle bedrijfsprocessen met elkaar moeten samenwerken, zodat dit soort conflicten voorkomen kunnen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is belangrijk om te doen als we kijken naar bedrijfsactiviteiten?

A

De activiteiten bestaan niet uit een vacuüm, maar woorden gevormd door, en op hun beurt, gevormd door de contexten waarbinnen ze opereren. Bij het kijken naar de bedrijfsactiviteiten is het dus belangrijk om te kijken naar hoe ze met elkaar omgaan en hoe ze worden gevormd en vorm geven aan de context waarin zij opereren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het doel van het bedrijfsproces finance en accounting?

A

investeringen en andere kosten minimaliseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uit hoeveel levels bestaat het business in context-model en benoem ze?

A

4,

  • Activiteiten level
  • strategisch level
  • Organisatorisch level
  • Omgevingslevel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is en houdt het eerste level in van het Business in context-model in?

A

het activiteiten level kijkt naar de bedrijfsactiviteiten die onderlinge interactie hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is en houdt het tweede level van het Business in context-model in en hoe wordt deze bepaald?
Waarom is deze belangrijk?

A

Het strategisch level wordt bepaald door het management en leiderschap, de strategie en de bedrijfsethiek. De strategie bestaat uit een set van doelen en de methodes om deze doelen te bereiken.

de structuur van de organisatie vloeit voort uit de strategie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is en houdt het derde level in van het Business in context-model in? Door welke kenmerken wordt dit level gevorm?

A

Het organisatorisch level is de manier waarop mensen zijn gegroepeerd en hoe activiteiten worden uitgevoerd.

de kenmerken zijn:

  • eigendom (ownership)
  • grootte van het bedrijf (size)
  • structuur (structure)
  • organisatiecultuur (organization culture)
  • doelen (goals)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is en waar bestaat het vierde level uit van het Business in context in?

A

Het omgevingslevel bestaat uit de volgende 5 factoren:

  • economie (economy)
  • de staat (state)
  • de technologie (technology)
  • arbeidskracht (labour)
  • culturele en institutionele kaders (cultural and institutional frameworks)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De systeemtheorie bestaat uit twee concepten. leg deze uit.

A

1) bedrijven zijn de som van interacties tussen bedrijfsactiviteiten, de organisatie en de omgeving.
2) De bedrijven bestaan uit input, interne processen en output.

binnen dit proces is sprake van een feedbackcyclus: de output leidt weer tot input. > zie samenvatting pagina 7 voor schema.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

benoem de organisatiemodellen in de volgorde van ontstaan.

A

scientific management (rond 1900)
Human relations (1920-1930)
contingency-theorie (1950-1960)
organisaties als netwerken (1970)

17
Q

geef een synoniem voor scientific management. Wanneer is het ontstaan en wat het gevolg hiervan was? Waar stond het voor?

A

Taylorisme.
Het is ontstaan tijdens de industrialisatie. Hierdoor was er sprake van een schaalvergroting en werden organisaties groter en complexer. Er was een gebrek aan directe controle vanuit het management. Zzp’ers werden niet direct betrokken bij de organisatie .

18
Q

Geef twee kenmerken die belangrijk zijn bij het scientific management?

A
  • Efficiency stond voorop: alle overbodige handelingen moeten worden geschrapt. Dit werkt het beste als je taken standaardiseert en specialiseert, gebruik maakt van tijdstudies en stukloon toepast.
  • Denken en doen moeten worden gescheiden: planning en procedures is een taak die moet worden uitgevoerd via managementhiërarchie. Werknemers voeren de taken uit en het management doet het denkwerk.
19
Q

Wat was het eerste dominante organisatiemodel, dat een weerslag van het klassieke organisatie denken was.

A

scientific management. > Het stond voor onmenselijking.

20
Q

Wat houdt scientific management in als systeem? En wat de ideeën erachter zijn?

A

De mens is een homo economicus en wil alleen geld.

Vandaar dat de mens moet worden beloond door middel van stukloon: dit motiveert de mens.

Er moet een hiërarchie zijn, want dit leidt tot discipline en er moeten wetenschappelijk vastgestelde normen en procedures zijn.

21
Q

noem een voorbeeld waarbij vandaag de dag nog steeds scientific management nog terug zien en wat voor gevolgen dit met zich meebrengt.

A

Bij cassieres.

Er zijn nog functie-afsplitsingen, standaardisatie en strikte werkinstructies/normen waarbij cassieres een bepaald aantal artikelen per uur moet scannen.

Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de gezondheid van de cassieres omdat zij hun armen kunnen overbelasten.

22
Q

Wat was het tweede organisatiemodel dat is ontstaan en waarom is deze ontstaan?
Waar staat dit model voor/ waar gaat dit model vanuit?

Wat staat centraal bij dit organisatiemodel en wat houdt dit in?

A

Dit is ontstaan toen er motivatieproblemen op de werkvloer waren en er sprake was van een bredere maatschappelijke onvrede.

human relations gaat ervan uit dat de mens een homo sociologicus in plaats van een homo economicus: geld is een secundaire motivator.
Geld speelt nog steeds een rol, maar niet zo bepalend als bij scientific management.

Bij human relations staat de informele groep centraal: de relaties binnen collega’s heeft een motiverend effect op de ander in plaats van de hiërarchie van scientific management.

23
Q

Uit een experiment is gebleken dat aandacht motiveert . Hoe noemen we dit en wat gebeurt er met de productiviteit?

A

Het hawthorne effect: de productiviteit gaat omhoog als je aandacht besteedt aan je personeel.

24
Q

Wat was het derde organisatie-model en waarom is deze ontstaan? Is dit een dominante vorm?

A

De contingency-theorie is ontstaan toen er schaalvergroting optrad. Hierdoor was er sprake van toenemende complexiteit en diversiteit.

Het is een dominante vorm van systeemtheorie, waarbij de nadruk ligt op samenhang. Er wordt hierbij meer gekeken naar organisatiestructuur en procedures.

(Bredere blik dan 1)

25
Q

Wat is de kern van Het organisatie-model human relations?

A

De kern van de contingency-theorie is dat er een fit moet zijn tussen de organisatie en de omgeving. Er is hierbij geen 1 bepaalde oplossing wat aanhangers van Taylor wel beweren. Het hangt bij deze theorie dus af van de omgeving.

26
Q

Wat is het vierde organisatie-model en waarom is deze ontstaan?

A

Organisaties als netwerken zijn ontstaan toen er sprake was van een toenemende internationale concurrentie. . In het algemeen was er sprake van toenemende turbulentie en onzekerheid.

27
Q

Waar wordt de nadruk op gelegd bij het model ‘‘organisaties als netwerken’’?

A

Bij organisaties als netwerken ligt de nadruk op kennisoverdracht, flexibiliteit en innovativiteit in plaats van op efficiëntie.

Vertrouwen en cultuur is erg belangrijk en houdt het netwerk bijeen en niet zozeer procedures. Managers zijn hierbij ook faciliterend in plaats van directief.

De nadruk ligt bij organisaties als netwerken op horizontale relaties in plaats van op verticale relaties.

28
Q

Geef een complete beschrijving van het begrip ‘‘bedrijfskunde’’

A

Organisaties en organiseerprocessen verbeteren door op een systematische manier problemen waar te nemen en concepten en theorieën op te stellen.