Hoofdstuk 6: Internationale strategie en fusies Flashcards
Er zijn 3 methodes om internationaal te concurreren. Benoem ze.
dit heet ook wel de AAA-typologie.
- adaptie
- aggregatie
- arbitrage
wat betekent adaptie?
dat het bedrijf zich aanpast aan nationale verschillen om concurrerend te zijn tegenover nationale concurrenten. Het productieproces wordt dus gespecialiseerd per land.
Hoe wordt een land uitgekozen bij adaptie en hoe wordt dit toegepast?
een land wordt hier uitgekozen vanwege de individuele aantrekkelijkheid van de markt en de concurrentiestrategie verschilt van land tot land.
Wat betekent aggregatie?
dat het bedrijf zich zo coördineert en integreert om zo efficiënt mogelijk te opereren tegenover internationale concurrenten.
hoe kan een bedrijf aggregeren?
door middel van standaardisering en beperkte aanpassing. Het productieproces wordt hier geproduceerd in verschillende landen. de concurrentiestrategie van de verschillende landen wordt gecoördineerd en landen worden uitgekozen vanwege het strategisch belang van de markt.
Het strategisch belang van de markt hangt af van verschillende kenmerken. namelijk?
- thuismarkt van wereldwijde klanten (global consumers)
- thuismarkt van wereldwijde concurrenten (global competitors)
- belangrijke bron van innovatie
- markten met de meest veeleisende klanten.
Op basis van wat kies je tussen de twee methodes adaptie en aggregatie?
het hangt af van het soort producten. Als je een wereldwijd product verkoopt, kun je gebruik maken van aggregatie, terwijl je beter adaptie kunt toepassen als je een lokaal product verkoopt. Waardeketen: reproduceren of specialiseren over landen.
Wat betekent arbitrage?
dat winst wordt gemaakt door te kijken naar verschillen in prijzen in verschillende markten en hier hier op in te spelen door in te kopen in een goedkope markt en te verkopen in een duurdere markt.
Wanneer brengt adaptie veel voordelen met zich mee?
wanneer de druk voor lokalisering hoog is.
Wanneer brengt aggregatie veel voordelen met zich mee?
wanneer de druk voor wereldwijde integratie hoog is.
Er zijn een aantal factoren die invloed hebben op de keuze van internationale strategie. namelijk?
- overheidsfactoren
- marktfactoren
- kostenfactoren
- concurrentiefactoren
Waar bestaan overheidsfactoren uit?
de handelsvoorwaarden, de technische standaarden die worden gesteld aan producten en de voorwaarden van de overheid van het buitenland.
Je kunt namelijk pas een geïntegreerde strategie hebben na essentiële veranderingen in de omgeving. de politiek beïnvloedt op dit gebied dus erg wat mogelijk is.
noem een paar vb van essentiële veranderingen in de omgeving.
afschaffing van invoerrechten, harmonisering van veiligheidsnormen en reductie van transport- en communicatiekosten.
Waar bestaan de marktfactoren uit?
de mate waarin consumentenbehoeftes gelijk zijn, de wereldwijde aanwezigheid van wereldwijde klanten en e mate waarin marketing moet worden afgestemd op lokale cultuur.
Hoe worden de kostenvoordelen bepaald?
door schaalvoordelen. als er sprake is van schaalvoordelen betekent dit dat de kosten per product afneemt als je meer gaat produceren.
andere kostenfactoren zijn de mogelijkheid tot goedkopere internationale inkopen en de kosten van de ontwikkeling van een nieuw product.
Hoe worden de concurrentievoordelen bepaald?
door de mate waarin concurrenten gebruik maken van wereldwijde integratie.
Er is soms meer druk voor wereldwijde integratie dan in andere gevallen. Er is een sterke druk voor wereldwijde integratie als de markt voldoet aan een van de voorwaarden. deze voorwaarden zijn?
- Er zijn internationale klanten die overal ter wereld dezelfde voorkeuren hebben of kwaliteit en ondersteuning eisen.
- Er zijn internationale concurrenten met geïntegreerde strategie in plaats van nationale concurrenten per markt.
- Er zijn belangrijke schaalvoordelen te behalen die de omvang van de nationale markten overschrijden.
- Er zijn locatievoordelen te behalen.
In sommige gevallen is er juist druk voor lokale responsiviteit. Wanneer is dit het geval?
Wanneer de markten aan een van de volgende voorwaarden voldoen:
- de marktstructuur verschilt van land tot land door andere concurrenten, toeleveranciers en afnemers.
- de behoeften van klanten verschillen van land tot land.
- de landen verschillen in distributiekanalen en infrastructuur.
- de wet- en regelgeving over kwaliteitsnormen en veiligheidsnormen verschillen van land tot land.
Er is dus een behoefte voor zowel wereldwijde integratie als lokale responsiviteit. waarvan hangt af welke behoefte sterker is?
de bedrijfstak
Welke 4 verschillende factoren leiden uiteindelijk tot 4 internationale strategiën?
- wereldwijde standaardenstrategie
- lokalisatiestrategie
- transnationale strategie
- thuisreplicatiestrategie
Wat is de wereldwijde standaardenstrategie?
een strategie met de nadruk op de ontwikkeling en distributie van gestandaardiseerde producten om de kosten zo laag mogelijk te houden en hier zoveel mogelijk winst mee te maken. Deze voordelen bestaan bijv. uit schaalvoordelen.
Wat zijn de nadelen van de wereldwijde standaardenstrategie?
het gebrek aan lokale responsiviteit en te veel gecentraliseerde controle. vaak is er sprake van een center of excellence
Wat is een center of excellence (coE)?
dit is een dochteronderneming van de multinational die is aangewezen als een bron van onderzoek of leider op een bepaald gebied.
Wat zijn global key accounts?
klanten die zelf opereren op meerdere plekken waar ze levering voor nodig hebben.
Welk organisatiestructuur past bij de wereldwijde standaardenstrategie? Wat houdt deze organisatiestructuur in?
de wereldwijde product divisie.
dit is een organisatiestructuur waarbij de wereldwijde verantwoordelijkheden worden verdeeld per productdivisie. deze divisies zijn dus verantwoordelijk voor dit product in alle landen waar ze actief zijn.
Wat is de lokalisatiestrategie?
een strategie die zich focust op het gedrag van klanten, koopgewoonten en algemene culturele verschillen in elk land waar het actief is.
de lokalisatiestrategie heeft een aparte concurrentiestrategie per land. Wat zijn de gevolgen hiervan?
dit zorgt voor een maximale lokale responsiviteit, maar leidt ook tot hoge kosten voor het aanpassen per land. Er is hierbij geen Nederlandse en een aparte Duitse strategie, maar een Europese strategie.
Wanneer is de lokalisatiestrategie effectief?
Wanneer de verschillen tussen de nationale en de regionale markten duidelijk zijn.
Welke organisatiestructuur past bij de lokalisatiestrategie? Wat houdt deze organisatiestructuur in?
de geografische gebiedenstructuur.
dit is een organisatiestructuur waarin de multinational wordt verdeeld op basis van landen en regio’s.
Wat is een regionaal hoofdkwartier?
is een unit van gecoördineerde bedrijfsactiviteiten.