Hoofdstuk 4: Symbolische interactie theorie Flashcards

1
Q

Welke 3 thema’s heeft de symbolische interactietheorie?

A
  1. Individuelen creëren betekenis door communicatieprocessen.
  2. Self-concept is een motivatie voor gedrag
  3. Er is een unieke relatie tussen een individu en maatschappij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de Symbolic Interaction Theory samengevat?

A

Mensen zijn gemotiveerd om te handelen op basis van de betekenissen die ze toekennen aan mensen, dingen en gebeurtenissen. Deze betekenissen worden gecreëerd in de taal die mensen gebruiken, zowel in communicatie met anderen (interpersoonlijke context) als in zelfpraat (intrapersoonlijke context), of hun eigen privégedachten.

Taal stelt mensen in staat om een gevoel van zelf te ontwikkelen en te interacteren met anderen in de gemeenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 3 conclusies kunnen getrokken worden op basis van de aanname 1. Individuelen creëren betekenis door communicatieprocessen.

A
  1. Mensen reageren op elkaar op basis van de betekenis die anderen voor hen hebben.
  2. Betekenis wordt door 2 mensen gecreëerd.
  3. Betekenis past zich aan aan interpretatieve processen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de betekenis van self-concept?

A

Een relatief stabiele set van percepties die mensen hebben over zichzelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke twee aannames passen er bij de aanname: 2. Self-concept is een motivatie voor gedrag?

A
  1. Individuen ontwikkelen zelf-concept door interactie met anderen.
  2. Zelf concept is een belangrijk motief voor gedrag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 2 aannames passen er bij : 3. Er is een unieke relatie tussen een individu en maatschappij

A
  1. Mensen en groepen worden beinvloed door culturele en sociale processen.
  2. Sociale structuren worden zichtbaar bij sociale interactie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat wordt er bedoeld met de generalized other?

A

the attitude van de gehele community.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen I en Me?

A

I = onderwerp = spontaan impulsief en creatief.
Me = Lijdend voorwerp = reflectief en sociaal bewust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt er bedoeld met particular others?

A

Individuals in society who are significant to us.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly