Basismodellen in het kort Flashcards

1
Q

Andersens Communicatie matrix.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uitgangspunten: Communicatie volgens Laswell:

A

Oudste model (19480
Gaat uit van Who > what > Channel > whom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de toevoeging van Shannon & Weaver op Laswell?

A

De invloed van ruis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de invloed van Schramm op het model van Laswell.

Uitgangspunt + een nieuw belangrijk toegevoegd aspect.

A

Communicatie is een interactief proces, meer dan lineair.

De interactie vindt plaats op basis van shared field of experience.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uitgangspunten transactioneel model barnlund?

A

Communicatie is niet sequentieel, maar er wordt tegelijkertijd gezonden en ontvangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uitgangspunt: Symbolisch interactionisme

A

Zolang mensen denken dat het bestaat, bestaat het. En dat komt omdat we er een symbolische waarde aan toekennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

3 peilers van symbolisch interactionisme

A

Mind, Self, Society

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

CMM

A

Coordinated management of meaning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uitgangspunten CMM:

3 aspecten

A

Bevat 1 : Een hierarchie over hoe symbolen onze werkelijkheid vormen
Bevat 2: De wederkerigheid tussen deze niveaus dmv “loops”.
Bevat 3: Regels over hoe de communicatie gaat.

Persons-in-conversation construct their own social realities.
Gebaseerd op sociaal constructivisme: Realiteit wordt door mensen geconstrueerd…
→ zo worden ook sociale situaties door mensen geconstrueerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hieracrhie volgens CMM

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Expectancy violence theory

A

Basically een theory die beschrijft dat we in de war raken als mensen andere non-verbale cues geven dan we verwachten.

Bevat: Cue system met aspecten waarop we non-verbale communicatie beoordelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uncertainty reduction theory

A

We maken aannames over mensen om onzekerheid te reduceren.

Bevat
1: Fases over hoe ontmoeting verloopt
2: Aximoa’s
3: Strategieën om informatie te winnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Social penetration Theory, SPT

A

Schrijft hoe we elkaar leren kennen op basis van self-disclosure, en van superficial naar penetration.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Stadia social penetration theory:

A
  1. Orientatie
  2. Explarotory affection exchange
  3. Affective exchange
  4. Stable exchange
  5. Depentration of transgression
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Social exchange theory

A

Theorie waarbij we vriendschap of een relatie zien als een uitwisseling van baten en kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

SPT

A

Social penetration theory

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

SET

A

Social exchange theory

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

URT

A

Uncertainty reduction theory

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Stappen SET

A

Identificatie van kosten en baten: ‘Kosten’ en ‘baten’ zijn breed gedefinieerd. Baten zijn voordelen (geluk, steun, etc.), kosten zijn nadelen (tijd, stress, etc.).

Evaluatie van kosten en baten: Een individu schat en evalueert de kosten en baten in een relatie. Dit proces is subjectief en varieert per persoon.

Vergelijking van kosten en baten: De individu weegt de kosten en baten tegen elkaar af. Als de baten de kosten overtreffen, wordt de relatie als waardevol beschouwd.

Vergelijking met alternatieven: Mensen overwegen mogelijke alternatieve relaties. Als een alternatieve relatie voordeliger lijkt, kan men overwegen de huidige relatie te verlaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

2 soorten van macht binnen SET:

A

Metafoor: Stel dat je de baas bent van een spel (ipv relatie) dan is dit hoe je het kunt beinvloeden:

Fate control: Jij kunt beslissen wat er met andere spelers gebeurt in het spel.
Behavior control: Je kunt andere spelers laten reageren door iets te doen in het spel. Bijvoorbeeld, als je stopt met praten tijdens een telefoongesprek, zal de andere persoon waarschijnlijk beginnen te praten.

21
Q

Binnen SET kun je de uitkomst (oftewel de kwaliteit van je relatie) op 3 manieren veranderen.

3 matrixs

A

Given matrix: Dit is hoe de relatie nu is. Wat zijn de regels en wat gebeurt er als je iets doet?
Effective matrix: Dit is wat je kunt veranderen in het qua regels in een relatie. Kun je nieuwe regels toevoegen of oude regels veranderen?
Dispositional matrix: Dit gaat over wat je wilt dat er gebeurt in het spel. Wil je winnen, plezier hebben of iets anders?

22
Q

RDT

A

Relational dialectics theory

23
Q

Uitgangspunten Relational Dialectics theory

A

Relatie zijn in continue staat van verandering, en kunnen uiterste bevatten. Het is vaak een goldbeweging

24
Q

Centrale concepten RDT

matrix

A

.

25
Q

CPM

A

Communication privacy management

26
Q

Uitgangspunt CPM

A

Beschrijft relatie tussen disclosure en privacy
- Dialectische benadering van SPT

27
Q

Dramatism

A

Het leven is een drama… volgens Burke: Inclusief genreconventies: komedie, drama, actie
Drama is een retorische techniek

28
Q

Narratief paradigma van Fisher

A

Mensen zijn verhalenvertellers die zich niet alleen baseren op Logos, maar ook op wat goed voelt.

29
Q

Theory of planned behavior

A
30
Q

FCB Grid

A
31
Q

Grid van Percy en Rossiter:

A
32
Q

7 Aspecten van Franzens reclamewerkingsmodel

A
  1. Sales response
  2. Persuasion
  3. Symbolism
  4. Emotions
  5. Relationship
  6. Likeability
  7. Awareness
33
Q

Overtuigingsstrategieën van Cialdini

Ezelsbuggetje: Cralss

A

a. Reciprocity:
b. Commitment & Consistency:
c. Social Proof:
d. Authority:
E. Liking:
C. Scarcity:

34
Q

The fourth
kind ~ Cultivatietheorie

A

Cultivatietheorie zegt dat iedereen beïnvloed wordt maar het ligt ook aan attitudes etc

35
Q

Injectienaaldtheorie

A

Alsof je wordt geinjecteerd met informatie, die vervolgens voor jou bepalen hoe je de wereld ziet.

36
Q

Cultivatietheorie (Gerbner 1999)

A

We cultiveren wat we op televisie zien, en zo beinvloed het onze perceptie van de wereld.

37
Q

SST

A

Spiral of silence theory

38
Q

Spiral of silence theory

A

Je raakt geisoleerd als je een bepaalde mening uit, daarom uit niemand de mening. Daarom leert niemand de mening/argumenten kennen en sterft de mening uit.

Daarnaast durft de minderheid hier niet meer goed door te spreken.

39
Q

Agendasetting theory

A

Wat in de media komt is belangrijk, en daarom besteden we er meer aandacht aan. Maar als we er aandacht besteden, komt het ook sneller in de media > vicieuze cirkel.

40
Q

Neomarxisme

A

Een stroming die volgde op het marxisme en strijdt voor gelijkwaardigheid. Van economisch kapitaal, en cultureel kapitaal.

Maar ook voor sociale gelijkwaardigheid.

41
Q

Uses & Gratification theory

A

Publiek gebruikt media om behoeftes te bevredigen.

42
Q

U&G

A

Uses & Gratification theory

43
Q

4 traditionele motivaties volgens U&G

A
44
Q

Media ecologie

A

Media is een nieuwe wereld geworden over onze eigen wereld heen.
Men wordt meegezogen in die mediawereld, die steeds meer raakvlakken heeft met onze eigen wereld. we kunnen er niet aan ontkomen, gedrag wordt bijvoorbeeld aangepast op hoe de media voorschrijft.
→ gaat over de invloed van de media, technologie en communicatie op de
samenleving.

45
Q

Structuratietheorie

A

→ Gaat over de wisselwerking tussen technologie en de maatschappij / systemen. Gaat uit
van wederzijdse beïnvloeding.

46
Q

CAT

A

Communications Accomodation Theory (CAT)

47
Q

Communications Accomodation Theory

A

Beschrijft hoe mensen hun communicatiegedrag aanpassen aan anderen:

48
Q

SIT

A

Social Identity theory: