Hoofdstuk 3 - Dermatotherapie Flashcards

1
Q

Wat krijg je als je vet (zalf) met een vloeistof mengt?

A

Een crème.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat krijg je als je vet (zalf) met poeder mengt?

A

Een pasta.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat krijg je als je vloeistof met poeder mengt?

A

Een lotion of een schudmengsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarvoor wordt altijd een zalf gebruikt?

A

Atopie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op welke plaats worden zalven nooit voorgeschreven?

A

In de mond en op de behaarde hoofdhuid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het voordeel van een crème?

A

Het dringt gemakkelijk in de huid in vergelijking met zalf en het werkt aafkoelend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoeveel gram van de preparaten wordt voorgeschreven voor de verschillende lokalisaties?

A
  • Behaarde hoofdhuid: 60 gram
  • Oor: 5 gram
  • Gelaat: 15 gram
  • Armen: 30 gram
  • Abdomen: 100 gra
  • Handen; 15 gram
  • Benen: 60 gram
  • Voeten: 15 gram
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef de verschillende antibacteriële middelen.

A
  • Povidon jood
  • Fusidinezuur
  • Mupirocine
  • Erythromycine
  • Zilversulfadiazine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waartegen werkt fusidinezuur?

A

Tegen stafylokokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waartegen werkt mupirocine?

A

Tegen resistente stafylokokken (MRSA).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef de verschillende antimycotische middelen.

A
  • Gentiaanviolet
  • Imidazolcrème
  • Terbinafinecrème
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef de verschillende antiparasitaire middelen.

A
  • Malathion: luizen
  • Permetrine: scabies
  • Ivermectine crème: demodex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef de verschillende antivirale middelen.

A
  • Podofyllotoxine: condylomata
  • Aciclovir: herpesinfecties
  • Imiquimod: condylomata
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer penetreren lokale corticosteroïden beter?

A
  • Bij verhoogde vochtigheid
  • In huidplooien en genitaliën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de maximale dosis van lokale corticosteroïden?

A

50 gram per week indien zeer sterk werkzame corticosteroïden.
100 gram per week indien sterk werkzame en vrij sterk werkzame corticosteroïden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn bijwerkingen van lokale corticoïdentherapie?

A
  • Atrofie van de huid, ecchymosen
  • Gestoorde wondgenezing
  • Verslechtering acne en rosacea
  • Periorale / periorbitale dermatitis
  • Maskering of verergering van huidinfecties
17
Q

Geef alle klasse 4 corticosteroïden.

A

Zeer sterk werkzame bereidingen
- Betametasonedipropionaat
- Clobetasolpropionaat
- Diflucortolonvaleraat

18
Q

Geef alle klasse 3 corticosteroïden.

A

Sterk werkzame bereidingen
- Betametasonvaleraat
- Diflucortolonvaleraat

19
Q

Geef alle klasse 2 corticosteroïden.

A

Vrij sterk werkzame bereidingen
- Triamcinolonacetonide
- Clobetasonbutyraat

20
Q

Geef een klasse 1 corticosteroïd.

A

Zwak werkzaam: hydrocortisonacetaat.

21
Q

Wat doen keratolytica?

A

Ze veroorzaken desquamatie door lyse van de keratinocyten. Zo wordt penetratie van andere middelen bevorderd.

22
Q

Geef verschillende keratolytica.

A
  • Salicylzuur
  • Melkzuur
  • Ureum
  • Adapaleen
23
Q

Wat zijn bijwerkinge van teerpreparaten?

A

Zonovergevoeligheid en folliculitis.