Hoofdstuk 2: Energie Flashcards

1
Q

Definitie Energie

A

In de natuurkunde is energie het vermogen om arbeid te verrichten. In de voedingsleer betekend dit dat voedingsstoffen door omzetting in het lichaam energie leveren. Deze energie is nodig om het lichaam normaal te laten werken en om je spieren te kunnen gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarvoor hebben we energie nodig?

A

We hebben energie nodig voor alle levensprocessen die in ons lichaam plaatsvinden. Al deze processen kosten energie. Daarnaast verrichten we lichamelijke arbeid door te werken en bijvoorbeeld door te sporten. Ook deze verrichtingen kosten energie. Energie geeft de mens het vermogen om werk te verrichten. Deze energie wordt geleverd via bepaalde voedingsstoffen en wordt vervolgens via allerlei chemische omzettingen beschikbaar voor het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Definitie joule

A

De energie die nodig is om 1 kg te verplaatsen over 1 meter met de kracht van 1 Newton.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Definitie calorie

A

De warmte die nodig is om 1 gram water met 1°C te doen stijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

1g eiwit

A

4 kcal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

1g koolhydraten

A

4 kcal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

1g vetten

A

9 kcal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

1g alcohol

A

7 kcal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

1g polyolen

A

2,7 kcal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Definitie Basaal metabolisme (BMR)

A

Het basaal metabolisme is de som van het minimum aan activiteiten van alle lichaamscellen in een evenwichtssituatie onder gecontroleerde omstandigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe BMR bepalen?

A

BMR wordt meestal bepaald door het meten van de zuurstofconsumptie of wartmeproductie. Dit wordt meestal gemeten in een postabsorptieve toestand (na het verteren van het voedsel), in een thermoneutrale omgeving, bij een wakker persoon, die zich in toestand van volledige psychologische en fysiologische rust bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Definitie specifiek dynamische werking of voeding-geinduceerde thermogenese

A

Dit is de energie nodig voor het verwerken (vertering, resorptie, transport) van voedsel. Deze vormen samen het rustmetabolisme of ruststofwisseling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Factoren die de energiebehoefte beïnvloeden

A
  • lichaamsgewicht
  • lichaamssamenstelling
  • leeftijd
  • geslacht
  • groei
  • zwangerschap/borstvoeding
  • hormonen
  • gezondheidstoestand
  • klimaat
  • medicatie
  • stress
  • lichamelijke activiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

rol van lichaamssamenstelling in de energiebehoefte

A

Het is van belang om een onderscheid te maken tussen vetvrije massa en vetmassa.

in vetweefsel vinden nauwelijks stofwisselingsprocessen plaats.
Ook de hoeveelheid spiermassa speelt een rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Rol van leeftijd in de energiebehoefte

A

Een kind heeft een hoger basaal metabolisme per kilogram lichaamsgewicht dan een volwassene. Het heeft meer actief weefsel. Bovendien heeft het ook een grotere energiebehoefte om tegemoet te komen aan de groei.

Een bejaarde heeft een lager basaal metabolisme dan een jongere. Er vindt bij het verouderen een afbraak van spiermassa en een toename van vetmassa plaats. Een bejaarde kan ook een totaal lagere energiebehoefte hebben door een verminderde fysieke activiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Rol van groei, zwangerschap en lactatie in de energiebehoefte

A

Hier is energie nodig voor nieuw gevormd weefsel en de synthese (werking) ervan. Bij de lactatie heeft men energie nodig voor de melkproductie. Bovendien is er ook energie in de moedermelk aanwezig.

17
Q

Rol van hormonen in de energiebehoefte

A

Denk bijvoorbeeld aan schildklierhormonen. Afwijkingen aan de hormoonproducerende organen kunnen een hogere of lagere stofwisseling tot gevolg hebben. Bij een te snel werkende schildklier verloopt de stofwisseling sneller, waardoor ook meer energie wordt verbruikt. Werkt de schildklier trager dan normaal dan is ook de stofwisseling vertraagd waardoor er minder energie wordt verbruikt.

18
Q

Rol van de voedingstoestand- gezondheidstoestand in de energiebehoefte

A

Bij ondervoeding reageert het lichaam door een daling van het basaal metabolisme. Dit gebeurt ook bij verminderde voedselinname. Bij overvoeding reageert het lichaam met een beperkte toename van het basaal metabolisme.

Bij ziekten met koorts is de stofwisseling verhoogd. Dit betekend dat er meer energie wordt verbruikt dan normaal, omdat het stofwisselingsproces sneller verloopt. Daarnaast eet men bij ziekte vaak minder. Mensen verliezen dan ook vaak een aantal kilo’s wanneer ze een paar dagen koorts hebben.

19
Q

Rol van Klimaat in de energiebehoefte

A

Bij koude is de energiebehoefte hoger. Bij warme temperaturen is deze lager. Uitzondering hierop is wanneer men activiteiten doet bij hogere temperaturen.

Bij lage omgevingstemperatuur vindt er meer warmteverlies plaats, het lichaam reageert door meer te verbranden zodat we onze lichaamstemperatuur kunnen handhaven.

Bij hogere temperaturen heeft het lichaam het moeilijker om de lichaamstemperatuur op peil te houden. Het warmteverlies is gering en hoewel de zweetproductie toeneemt, is de verdamping ervan in een vochtig klimaat traag. Er vindt een warmtestuwing plaats; het lichaam reageert hierop met een lagere stofwisseling.

20
Q

Rol van medicatie in de energiebehoefte

A

Ook geneesmiddelen kunnen de stofwisseling gaan beinvloeden, voorbeelden zijn corticosteroiden, schildklierpreparaten,…..

21
Q

De rol van stress in de energiebehoefte

A

Stress heeft een stofwisselingsverhogend effect, waardoor dus het energieverbruik stijgt

22
Q

Definitie stress

A

Onder stress verstaan we factoren die een belasting voor het lichaam betekenen, waarbij het lichaam aanpassingsmechanismen moet gebruiken om die belasting het hoofd te bieden. Vaak wordt bij stress alleen aandacht besteed aan psychische belasting, maar ook lichamelijke belasting zoals extreme koude, ziekte of (brand)wonden kunnen tot stress worden gerekend.

23
Q

Rol van lichamelijke activiteit in de energiebehoefte

A

Bij lichamelijke activiteit kunnen we in de eerste plaats denken aan arbeid. Daarnaast is ook de vrijetijdsbesteding van belang. Het energieverbruik voor lichamelijke activiteit wordt bepaald door:

  • aard van de activiteit
  • tijdsduur van de activiteit
  • intensiteit.
24
Q

definitie PAL

A

De intensiteit van de activiteit wordt weergegeven door de PAL, het fysiek activiteitsniveau. De PAL is de gemiddelde waarde die het energieverbruik omvat van alle mogelijke activiteiten over een periode van 24 uur.

25
Q

Formule totale energiebehoefte

A

En = BMR X PAL

26
Q

definitie totale energiebehoefte

A

De totale energiebehoefte zijn de kcal die bedoeld zijn voor personen die noch moeten vermageren, noch in gewicht moeten toenemen.

27
Q

Rol van geslacht in de energiebehoefte

A

Een vrouw heeft een lager basaal metabolisme dan een man omdat het lichaam van een vrouw meer vetweefsel bevat. Een man heeft meer spiermassa dan een vrouw.