Hoofdstuk 13: Hart- en vaatziekten Flashcards
Atherosclerose
atherosclerose is een opeenhoping van vetachtige stoffen op of in de binnenste wand (intima) van de grote en kleine bloedvaten, waardoor zij vernauwd geraken. De opeenhopingen bestaan voor een groot deel uit cholesterol, ester van verzadigde en onverzadigde vetzuren. Deze afzetting wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door onze voeding. Bovendien worden de vaatwanden minder elastisch door bindweefselvorming.
Gevolg van slagaderverkalking
Een vermindering van de diameter van de slagader, waardoor de bloeddoorstroming bemoeilijkt wordt. Doordat het bloed trager stroomt en op een bepaald ogenblik bijna niet meer stroomt, ontstaat er een neiging tot stolling.
Wanneer het bloed stolt, leidt dit tot het afsluiten van het bloedvat. Dit kan aanleiding geven tot een infarct ter hoogte van het hart of hersenen (CVA). Een bloedklonter kan zich losmaken en via de bloedsomloop in een andere ader een verstopping veroorzaken.
Niet beïnvloedbare risicofactoren
- geslacht
- leeftijd
- erfelijke aanleg
risicofactor geslacht
Mannen hebben van nature een lager HDL-cholesterolgehalte en zijn mede daardoor minder beschermd tegen slagaderverkalking. Dit lager gehalte wordt veroorzaakt door het mannelijk geslachtshormoon testosteron en het gebrek aan het vrouwelijk geslachtshormoon oestrogeen.
Risicofactor Leeftijd
Met het voortschrijden der jaren neemt de kans op allerlei kwalen toe. Ook de kans op hart- en vaatziekten. Ouder worden is natuurlijk nooit tegen te gaan.
Risicofactor Erfelijke aanleg
Het familiaal voorkomen van hart- en vaatziekten is de sterkste risicofactor voor het optreden van een hartinfarct op jonge leeftijd. Een belaste familiegeschiedenis is een onvermijdbare risicofactor, maar na onderzoek in de familie kan het risico vaak aanzienlijk verlaagd worden door de juiste maatregelen te nemen.
Beïnvloedbare risicofactoren
- Hypercholesterolemie
- LDL
- HDL
- Hypertensie
- Roken
- Overgewicht
- Lichamelijke inactiviteit
- Slechte voeding
- Alcohol
- Socio economische status
- Stress
- Diabetes
Hypercholesterolemie
Omdat cholesterol en andere vetten niet oplosbaar zijn in ons bloed, gaan deze stoffen verbindingen aan met eiwitten. Zo ontstaan de zogenaamde eiwit-vet-verbindingen of lipoproteïnen. In deze vorm kunnen cholesterol en vet wel in ons waterig bloed circuleren.
We kennen verschillende soorten lipoproteïnen. Het belangrijkste bij de beoordeling van risicofactoren voor atherosclerose zijn de hoeveelheid HDL en LDL. Hoewel beide stoffen cholesterol transporteren, hebben ze totaal verschillende kenmerken
LDL
Het transporteert cholesterol van de lever naar andere lichaamscellen en organen waar cholesterol zich dan kan opstappelen en ter hoogte van hart en bloedvaten aanleiding kan geven tot bloedvatvernauwing en andere hart-en vaatziekten. in de volksmond “slechte cholesterol” genoemd.
HDL
Het neemt cholesterol op vanuit het bloed en andere lichaamscellen om het terug naar de lever af te voeren vanwaar het met de galstoffen via de darmen zal worden uitgescheiden. In de volksmond “goede cholesterol” genoemd omdat het een zeker bescherming biedt tegen hart- en vaatziekten.
Een verhoogde HDL spiegel in het bloed gaat samen met een kleiner risico op atherosclerose terwijl een verhoogde LDL- spiegel het ontstaan ervan bevordert.
Het HDL cholesterol kan verhoogd worden door lichamelijke activiteit, matige hoeveelheid alcohol, vermageren bij overgewicht en stoppen met roken. Triglyceriden daarentegen kunnen het proces van slagaderverkalking versnellen. Ze maken de LDL deeltjes nog agressiever voor het endotheel en verlagen het HDL-cholesterolgehalte.
HDL cholesterolwaarde
> 45 mg/dl
LDL cholesterolwaarde
kleiner dan 115 mg/dl
Totaalcholesterol of serumcholesterol
kleiner dan 190 mg/dl
triglyceriden
kleiner dan 150 mg/dl
Hypertensie
De bloeddruk wordt bepaald door de kracht waarmee het hart het bloed in de vaten pompt. Bij het meten van de bloeddruk worden altijd 2 waarden genoteerd: de bovendruk (systolisch) en de onderdruk (diastolisch).
De systolische waarde komt overeen met de kracht waarmee het hart het bloed de vaten inpompt. De diastolische waarde is de maat voor de druk in de bloedvaten op het moment dat het hart zich ontspant en weer vult met bloed.
Een verhoging van alleen de systolische bloeddruk geeft vooral complicaties in de grote bloedvaten. Een verhoging van de diastolische bloeddruk geeft meer problemen in de kleinere vaten.
Optimale bloeddruk waarden
(s) onder 120 (d) onder 80
normale bloeddrukwaarden
(s) onder 130 (d) onder 85
Hoog normale bloedwaarden
(s) 130-139 (d) 85-89