Hoofdstuk 16: de sociaal-emotionele ontwikkeling Flashcards

1
Q

stadium van identiteit versus identiteit verwarring

A

de periode waarin tieners erachter proberen te komen wat hen uniek maakt, dus wat hen van anderen onderscheidt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

identity achievement

A

adolescenten die zich aan een specifieke identiteit verbinden na een crisisperiode waarin ze verschillende alternatieven overwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

identity foreclosure

A

adolescenten die zich voortijdig verbinden aan een identiteit, zonder dat ze alternatieven voldoende hebben onderzocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

moratorium

A

identiteitsstatus waarbij adolescenten tot op zekere hoogt verschillende identiteiten hebben onderzocht, maar zich nog niet aan een bepaalde identiteit hebben verbonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

identity diffusion

A

identiteitsstatus waarbij adolescenten verschillende identiteiten overwegen, maar zich nooit aan een specifieke identiteit verbinden of niet eens bewust nadenken over de opties die ze hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

MAMA-cyclus

A

begrip, geïntroduceerd door James Marcia, dat verwijst naar een mogelijke cyclus in de identiteitsvorming tussen de statussen moratorium en identity achievement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

informatiegeoriënteerde stijl

A

identiteitsstijl uit het model van Berzonsky, waarbij de adolescent actief zoekt naar informatie rond de eigen identiteit, om zo te komen tot weloverwogen identiteitskeuzes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

normatieve stijl

A

identiteitsstijl uit het model van Berzonsky, waarbij de adolescent zich voegt naar verwachtingen van significante anderen, wat resulteert in conservatieve en weinig flexibele attitudes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verwarde/vermijdende stijl

A

identiteitsstijl uit het model van Berzonsky, waarbij de adolescent beslissingen rond identiteit uitstelt tot de situatie hem dwingt om een beslissing te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

depressie

A

een ziekte van stemming en gevoelens. Van een depressie is sprake als er gedurende een langere periode een abnormale somberheid bestaat en/of een abnormale lusteloosheid, verlies van interesse of een onvermogen om ergens van te genieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

DALY’s (disability-adjusted life years)

A

een cijfer voor het verlies in kwaliteitsvolle levensjaren/-dagen door vroegtijdig overlijden (Years of Life Lost, YLL) en het aantal levensjaren/-dagen met beperkte levenskwaliteit (Years Lost due to Disability, YLD) te wijten aan een ziekte of aandoening (de formule is dan DALY= YLL+YLD)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

mortaliteit

A

de sterfte en een bepaalde periode, aangegeven in verhouding tot het aantal individuen in de populatie waarover het gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

clusterzelfdoding

A

een situatie waarbij één geval van zelfdoding leidt tot pogingen van anderen om zichzelf ook om het leven te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

age-crime curve

A

het fenomeen dat er zich onder jongeren en jongvolwassenen naar verhouding meer verdachten en strafrechtelijke daders bevinden dan in jongere en oudere leeftijdsgroepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gesocialiseerde delinquent

A

jeugdige delinquent die de normen van de maatschappij kent en onderschrijft, en psychisch gezien vrij normaal is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ondergesocialiseerde delinquent

A

jeugdige delinquent die is opgevoed met weinig regels of die ongevoelige, hardvochtige ouders heeft

17
Q

autonomie

A

onafhankelijkheid en controle over het eigen leven

18
Q

generatiekloof

A

een groot verschil tussen ouders en kinderen op het gebied van attitudes, waarden, ambities en wereldbeeld

19
Q

referentiegroep

A

een groep mensen met wie men zich vergelijkt

20
Q

vriendenclub

A

groep waarvan de leden frequent sociaal contact met elkaar hebben

21
Q

subcultuur

A

grotere groep bestaande uit individuen die bepaalde eigenschappen gemeen hebben, maar die niet per se contact met elkaar hebben

22
Q

seksekloof

A

seksesegregatie waarbij jongens primair omgaan met jongens en meisjes primair omgaan met meisjes

23
Q

populaire adolescent

A

adolescent die in het algemeen door iedereen aardig gevonden wordt

24
Q

controversiële adolescent

A

adolescent die door sommige leeftijdsgenoten aardig gevonden wordt en door andere niet

25
Q

afgewezen adolescent

A

adolescent die niet aardig gevonden wordt en op wie leeftijdsgenoten duidelijk negatief reageren

26
Q

genegeerde adolescent

A

adolescent die relatief weinig positieve aandacht krijgt van leeftijdsgenoten, maar ook relatief weinig negatieve aandacht

27
Q

peer pressure

A

de druk die op een adolescent wordt uitgeoefend om zich te conformeren aan het gedrag en de attitudes van zijn leeftijdsgenoten

28
Q

steaming

A

een vorm van geweld die meestal een groep jongeren op straat uitoefent ten opzicht van een individu

29
Q

masturbatie

A

het stimuleren van de eigen geslachtsorganen om seksuele opwinding te bereiken, tot er een orgasme op volgt

30
Q

binair denken over seksuele oriëntatie

A

het indelen van mensen in heteroseksueel of homoseksueel

31
Q

genderidentiteit

A

het persoonlijk gevoel over de eigen seksuele identiteit. Genderidentiteit kan samenvallen met het geboortegeslacht maar kan er ook van verschillen

32
Q

binaire identiteit

A

het indelen van sekse en gender in mannelijk en vrouwelijk

33
Q

transman

A

iemand die de mannelijke genderidentiteit heeft en het vrouwelijke geslacht

34
Q

transvrouw

A

iemand die de vrouwelijke genderidentiteit heeft en het mannelijke geslacht

35
Q

genderdysforie

A

als de genderidentiteit verschilt van het geboortegeslacht

36
Q

LHBT jongere

A

jongere met een lesbische, homoseksuele of biseksuele oriëntatie, of een transjongere