Hoofdstuk 12: de cognitieve ontwikkeling in de schooltijd Flashcards
concreet-operationeel stadium
de periode van cognitieve ontwikkeling tussen het zevende en het twaalfde levensjaar die wordt gekenmerkt door het actieve en juiste gebruik van logica
decentreren
het vermogen om rekening te houden met verschillende aspecten van een situatie
reversibiliteit
het vermogen een uitgevoerde handeling (in gedachten) weer terug te draaien
herinnering
het proces waarmee informatie gecodeerd, opgeslagen en weer opgehaald wordt
mindmap
diagram waarin een centraal thema omgeven wordt door gerelateerde onderwerpen en subonderwerpen
metalinguïstisch bewustzijn
het begrijpen van het eigen taalgebruik
tweetaligheid
het vermogen om twee talen te spreken
Dyslexie
specifieke leerstoornis gekenmerkt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau
afasie
een taalstoornis waarbij je taalvermogens aangetast zijn of verdwenen als gevolg van hersenletsel. anders dan bijvoorbeeld bij dementie, worden geestelijke vermogens van de patiënten niet aangetast
intelligentie
het vermogen om de wereld te begrijpen, rationeel te denken en effectief middelen in te zetten als mensen geconfronteerd worden met problemen
mentale leeftijd
het gemiddelde intelligentieniveau van mensen van een bepaalde kalenderleeftijd
kalenderleeftijd
iemands fysieke leeftijd
intelligentiequotiënt
een score die de verhouding uitdrukt tussen iemands mentale leeftijd en zijn kalenderleeftijd
Wechsler-intelligentietest voor volwassenen (WAIS-IV)
een instrument dat de algemene intelligentie, het IQ, van adolescenten en volwassenen meet. D vijftien subtests van WAIS-IV-NL meten uiteindelijk de factoren verbaal begrip, perceptueel redeneren, werkgeheugen en verwerkingssnelheid
Wechsler-intelligentietest voor kinderen (WISC-V)
een instrument om met behulp van een individuele testafname de cognitieve capaciteiten van kinderen van zes tot en met zestien in kaart te brengen