Hoofdstuk 3: begin van het leven Flashcards
Gameten
de geslachtscellen van de moeder en de vader, die samen een nieuwe cel vormen tijdens de bevruchting
zygote
de nieuwe cel die gevormd wordt door het bevruchtingsproces
gen
de basiseenheid van genetische informatie
DNA
de substantie waaruit genen bestaan, die bepalend is voor de aard en de functie van elke cel in het lichaam
chromosoon
staafvormige stukjes DNA, die georganiseerd zijn in 23 paren
monozygotische tweeling
tweeling afkomstig van dezelfde oorspronkelijke zygote, die dus genetisch identiek is
dizygotische tweeling
tweeling verwekt vanuit twee afzonderlijke eicellen die ongeveer tegelijkertijd bevrucht worden door twee afzonderlijke zaadcellen
dominante eigenschap
de eigenschap die tot uiting komt wanneer er twee concurrerende eigenschappen aanwezig zijn
recessieve eigenschap
de eigenschap die enkel tot uiting komt als er twee recessieve eigenschappen aanwezig zijn. Zo niet, dan blijft deze eigenschap onzichtbaar
Genotype
de onderlinge combinatie van genetisch materiaal dat in een organisme aanwezig is
fenotype
het gehaal van uiterlijk waarneembare kenmerken van een organisme, het resultaat van genotype in omgeving
homozygoot
gelijke vormen van het gen ervend voor een bepaalde eigenschap
heterozygoot
verschillende vormen van het gen ervend voor een bepaalde eigenschap
polygenische overerving
overerving waarbij een combinatie van meerdere genenparen verantwoordelijk is voor de productie van een specifieke eigenschap
X-gebonden gen
gen dat zich alleen op het X-chromosoom bevindt
gedragsgenetica
vakgebied dat onderzoek verricht naar de effecten van erfelijkheid op gedrag
epigenetica
studie naar de invloed van omgevingsfactoren op de uiting van genen en de ontwikkeling van een organisme over generaties heen
Downsyndroom
een aangeboren afwijking door de aanwezigheid van een extra chromosoom op het 21e paar, die gepaard gaat met een verstandelijke beperking, typerende uitwendige kenmerken en bepaalde medische problemen
fragiele-X-syndroom
een stoornis die optreedt wanneer een bepaald gen op het X-chromosoom beschadigd is geraakt, met een milde tot matige verstandelijke beperking als gevolg
Sikkelcelanemie
een erfelijke vorm van bloedarmoede, die zo genoemd wordt vanwege de afwijkende vorm van de rode bloedcellen
ziekte van Duchenne
een erfelijke aandoening van de spieren die bijna alleen bij jongens voorkomt en waarbij sprake is van spierzwakte, gevolgd door een afname van spiermassa
Syndroom van Klinefelter
een aandoening die alleen bij jongens voorkomt en die het gevolg is van de aanwezigheid van een extra X-chromosoom, leidend tot onder andere onderontwikkelde geslachtsdelen, extreme lengte en borstontwikkeling
Echoscopie
niet-invasieve test die door middel van geluidsgolven met een hoge frequentie een beeld schetst van het ongeboren kind
vruchtwaterpunctie
een invasieve test om genetische afwijkingen op te sporen door kleine monster van foetale cellen uit de vruchtzak te nemen