Hoofdstuk 10: de sociaal-emotionele ontwikkeling Flashcards
psychosociale ontwikkeling
de veranderingen on onze interacties met anderen en in hoe we aankijken tegen het gedrag van anderen en tegen onszelf als laden van de maatschappij
stadium van autonomie-versus-schaamte-en-twijfel
volgens Erikson de periode waarin kinderen van twaalf a achttien maanden to drie jaar zelfstandigheid en autonomie ontwikkelen als hun ouders hun verkenningsgedrag stimuleren, en schaamte en zelftwijfel ervaren als ouders t veel of te weinig verwachten
Stadium van initiatief-versus-schuldgevoel
volgens Erikson de periode van het derde tot het zesde jaar waarin kinderen te maken krijgen met conflicten tussen het verlangen om initiatief te nemen en in het middelpunt te staan en het schuldgevoel dat voortvloeit uit de onbedoelde consequenties van hun acties
Zelfbeeld
iemands identiteit of de opvattingen die hij van zichzelf als persoon heeft
individualistische oriëntatie
denk- en leefwijze waarin de nadruk ligt op persoonlijke identiteit, de eigenheid van het individu en persoonlijk belang
Collectivistische oriëntatie
denk- en leefwijze waarin de nadruk ligt op onderlinge en wederzijdse afhankelijkheid
oedipuscomplex
psychoanalytisch concept waarbij jongens een erotische binding ervaren met hun moeder en hun vader als concurrent zien
identificatie (volgens de psychoanalytische traditie)
psychisch proces waarbij iemand zich eigenschappen, houding en waarden van de ander eigen maakt en zichzelf geheel of gedeeltelijk transformeert aar het model van deze ander
Elektracomplex
psychoanalytisch concept waarbij meisjes een bezittelijke genegenheid voor hun vader vertonen, waarbij rivaliteit en afstand ten opzichte van de moeder ontstaat
genderidentiteit
het persoonlijk gevoel over de eigen seksuele identiteit. Genderidentiteit kan samenvallen met het geboortegeslacht maar kan er ook van verschillen
Genderschema
een cognitief raamwerk waarbinnen genderrelevante informatie wordt geordend
genderconstantie
het feit dat mensen permanent vrouwelijk of mannelijk zijn als gevolg van vaste, onveranderlijke biologische factoren
genderexpressie
de manier waarop iemand de genderbeleving via gedrag naar buiten brengt
transgendermensen
mensen die zich niet of niet helemaal thuisvoelen in de geslachtstrol die past bij de uiterlijke geslachtskenmerken die ze bij hun geboorte hebben meegekregen
genderdysforie
als de genderidentiteit verschilt van het geboortegeslacht
non-binaire personen
mensen die zich niet thuis voelen in de binaire gendercategorieën man of vrouw en zich daarom beter voelen bij een niet-binaire genderidentiteit, zoals door mannelijke en vrouwelijke kenmerken te combineren
genderdiversiteit
aandacht voor de verschillen tussen en verscheidenheid in genderidentiteiten, -rollen en -expressies
genderbewuste opvoeding
kinderen en jongeren tijdens de opvoeding stimuleren om zelf keuzes te maken gebaseerd op hun persoonlijkheid, los van de heersende genderstereotypen
functioneel spel
spelvorm die bestaat uit eenvoudige, zich herhalende activiteiten
constructief spel
spelvorm waarbij kinderen objecten manipuleren om iets te produceren of te bouwen
solospel
spelvorm waarbij een kind alleen speelt, ogenschijnlijk zonder anderen op te merken
parallel spel
spelvorm waarbij kinderen naast elkaar met hetzelfde materiaal spelen zonder wezenlijke interactie
toekijkend spel
spelvorm waarbij kinderen alleen maar naar het spel van anderen kijken zonder zelf mee te doen
associatief spel
spelvorm waarbij twee of meer kinderen daadwerkelijk de interactie aangaan doordat ze speelgoed of materiaal uitwisselen of lenen, hoewel ze niet hetzelfde doen
coöperatief spel
spelvorm waarbij kinderen echt met elkaar spelen (ze wisselen elkaar af, doen spelletjes of bedenken wedstrijden)
autoritaire opvoedingsstijl
manier van opvoeden die zich kenmerkt door controlerend, streng, star en koud gedrag, vaak straffen en het eisen van strikte gehoorzaamheid van kinderen
permissieve opvoedingsstijl
manier van opvoeden die zich kenmerkt door het stellen van weinig eisen en grenzen aan kinderen en tegelijkertijd een warme en verzorgende houding
autoritatieve opvoedingsstijl
een liefdevolle en emotioneel ondersteunende manier van opvoeden, die zich enerzijds kenmerkt door het hanteren van duidelijke en consistente regels en anderzijds door het uitleggen aan kinderen waarom zij zich op een bepaalde manier moeten gedragen
onverschillige opvoedingsstijl
manier van opvoeden die zich kenmerkt door het niet of nauwelijks tonen van belangstelling voor het kind en door ongeïnteresseerd, afwijzend en emotioneel afstandelijk gedrag
morele ontwikkeling
de rijping van iemands rechtvaardigheidsgevoel en van zijn besef van goed en fout
moreel realisme
het stadium van morele ontwikkeling waarin kinderen regels als vast en onveranderlijk beschouwen
beginnende coöperatiestadium
het stadium van morele ontwikkeling waarin kinderen gedeelde regels leren tijdens sociale spelletjes en deze regels nog steeds als grotendeels onveranderlijk beschouwen
autonome coöperatiestadium
het stadium van morele ontwikkeling waarin kinderen zich ervan bewust worden dat formele spelregels gewijzigd kunnen worden als de mensen die het spel willen spelen het daarmee eens zijn
immanente rechtvaardigheid
het idee dat het overtreden van regels direct bestraft dient te worden
preconventioneel niveau
Kohlbergs eerste niveau van morele ontwikkeling, waarin de persoon gericht is op een externe autoriteit en het weegschaalmodel hanteert (gericht op het vermijden van straf en het krijgen van beloning)
conventioneel niveau
Kohlbergs tweede niveau van morele ontwikkeling, waarin de persoon gericht is op wat men van hem of haar verwacht en op wat de groep of meerderheid goed vindt
postconventioneel niveau
Kohlbergs derde (en laatste) niveau van morele ontwikkeling, waarin de persoon gericht is op in overleg overeengekomen afspraken en eigen en universele morele principes
prosociaal gedrag
behulpzaam gedrag dat ten goede komt aan anderen
abstract modeling
proces waarbij kinderen algemene regels en principes ontwikkelen die ten grondslag liggen aan het gedrag dat ze observeren
empathie
het vermogen om zich in de gedachte- en belevingswereld van anderen in te leven
externaliserend gedrag
op een extreme manier emoties uiten richting de buitenwereld (bijvoorbeeld door schreeuwen, schelde, dreigen en agressie), vaak als gevolg van een tekort aan zelfcontrole
agressie
grensoverschrijdend gedrag dat iemand inzet om, bewust of onbewust, iets kapot te maken, een ander schade te berokkenen, en/of duidelijk te maken wat hij wel of niet wil
instrumentele agressie
agressie die wordt gemotiveerd door de wens om een concreet doel te bereiken
expressieve agressie
het agressief uiten van ongenoegen, vaak niet gericht op een andere persoon, maar meer op een bepaalde situatie
emotionele zelfregulatie
het vermogen om de aard en intensiteit van emoties aan te passen tot een gewenst niveau
relationele agressie
niet-fysieke agressie die bedoeld is om een ander psychisch te kwetsen