hoofdstuk 11 Flashcards
Schooltijd:
De schooltijd begint op 6-jarige leeftijd en loopt door tot het begin van de
adolescentie, zo rond het 12e
levensjaar.
Ossificatie:
Het proces waarbij de botten harder worden.
Belangrijke punten m.b.t. de fysieke ontwikkeling tijdens de schooltijd:
- Kinderen groeien tijdens deze periode langzaam en gestaag
- Westerse kinderen groeien op de basisschool gemiddeld 5-7 cm per jaar
Dit is de enige periode waarin meisjes gemiddeld een fractie langer zijn - Kinderen komen in deze periode jaarlijks gemiddeld 3 kilo aan
- De rondingen van de babytijd verdwijnen en het lichaam wordt gespierder en krachtiger
Factoren van invloed op het groeiproces van kinderen:
Genetische factoren
Welvaart
Voedingsgewoonten
Ziekten
Ontwikkelingen in de grove motoriek tussen 6 en 12 jaar
- 6 jaar
Bij gooien op de juiste manier gewicht verplaatsen en naar voren stappen
Leren touwtjespringen - 7 jaar
Met ogen dicht op een (1) voet balanceren
Over een evenwichtsbalk van 60 cm breed lopen zonder te vallen
Netjes in kleine vierkantjes springen en huppen (hinkelen)
Een spreid-sluitsprong uitvoeren - 8 jaar
Objecten van 5,5 kilo vastpakken
Ritmisch hinkelen in een patroon van 2-2, 2-3 of 3-3
Een kleine bal 10 meter ver gooien, jongens iets verder - 9 jaar
22 cm (meisjes) of 25 cm (jongens) hoger springen dan hun lengte (armen gestrekt)
4,8 meter (meisjes) of 5 meter (jongens) per seconde rennen
Een bal 12,5 meter ver gooien - 10 jaar
De richting van een gegooide kleine bal inschatten en hem onderscheppen
5,2 meter per seconde rennen (meisjes en jongens) - 11 jaar
Vanuit stand 1,4 meter (meisjes) of 1,5 meter (jongens) springen - 12 jaar
0,9 meter hoog springen
Ontwikkelingen in de fijne motoriek tussen 6 en 12 jaar:
- 6 en 7 jaar
Veters strikken en knopen vastmaken - 8 jaar
Beide handen onafhankelijk van elkaar gericht gebruiken - 11 en 12 jaar
Objecten bijna net zo makkelijk hanteren als volwassenen
Fijne motoriek:
De verbetering van de fijne motoriek is deels het gevolg van een grote
myelinetoename in de hersenen op de leeftijd van 6 tot 8 jaar. Hierdoor
bewegen elektrische prikkels zich sneller tussen neuronen, zodat de spieren
sneller boodschappen doorkrijgen en kinderen deze beter kunnen beheersen.
Fysieke competentie:
Fysieke competentie is belangrijk voor de eigenwaarde en het zelfvertrouwen
van kinderen en heeft tijdens de schooltijd ook sociale voordelen, vooral voor
jongens. Het is belangrijk dat sport aansluit bij de wensen en mogelijkheden
van het kind om motorisch vaardiger te worden, gezonder te worden, samen
te sporten en plezier te hebben. Prestatiedruk mag niet de overhand krijgen.
De voeding die kinderen binnenkrijgen heeft invloed op:
- Fysieke groei
- Sociale en emotionele ontwikkeling
Interactie met leeftijdgenoten
Positieve emoties
Angst
Activiteit - De ontwikkeling van een gezond gebit
- Cognitieve prestaties
Verbaal
Nieuwsgierigheid
Responsiviteit
Motivatie om te leren
Somatoforme stoornis
Een psychische aandoening waarbij een persoon langdurig psychosomatische
klachten heeft.
In Nederland hanteren oogartsen vaak de volgende indeling van visuele beperkingen:
Slechtziend
Na correctie minder dan 30% zien of een gezichtsveld kleiner dan 30 graden (een normaal
gezichtsveld is 140 graden).
Maatschappelijk blind
Minder dan 5% zien of een gezichtsveld kleiner dan 10 graden, mensen die maatschappelijk
blind zijn kunnen licht en donker onderscheiden en de omtrek van mensen en objecten zien.
Blind
Helemaal niets zien, ook geen licht.
ADHD: Attention deficit hyperactivity disorder
een gedragsstoornis, gekenmerkt
door gebrek aan aandacht, impulsiviteit en een lage tolerantiedrempel voor
frustratie en overbeweeglijkheid. ADHD komt naar schatting voor bij 1 op de
20 kinderen (vaker jongens dan meisjes) en een diagnose kan alleen gesteld
worden door een multidisciplinair team a.d.h.v. een uitgebreide evaluatie van
het kind en gesprekken met ouders en docenten.
Een aantal symptomen van ADHD volgens de DSM-5 zijn:
Slaagt er vaak niet in voldoende aandacht te geven aan details of maakt achteloos fouten in
schoolwerk of bij andere activiteiten
Volgt aanwijzingen vaak niet op en slaagt er vaak niet in schoolwerk of karweitjes af te
maken (niet door opstandig gedrag of van het onvermogen aanwijzingen te begrijpen)
Raakt vaak dingen kwijt
Beweegt vaak onrustig met handen of voeten, of draait in zijn stoel
Staat vaak op in de klas of in andere situaties waar verwacht wordt dat hij op zijn plaats blijft
zitten
Kan moeilijk rustig spelen of zich bezighouden met ontspannende activiteiten
Verstoort vaak bezigheden van anderen of dringt zich op (mengt zich bijvoorbeeld zomaar in
gesprekken of spelletjes)
Behandeling ADHD: Behandeling met medicijnen is controversieel, omdat ze mogelijk ernstige
bijwerkingen hebben en de effecten op de lange termijn nog onbekend zijn. Naast medicatie wordt cognitieve gedragstherapie toegepast, om kinderen te
leren hun impulsen te beheersen en positieve doelen te bereiken. Het is ook
essentieel dat de omgeving wordt aangepast aan het kind.