Hfst 7 - De sociaal-emotionele ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de babytijd Flashcards
Emoties in de babytijd
We worden geboren met het vermogen om basale emoties (woede, angst, verdriet, blijdschap, walging en verbazing) te uiten. Deze non-verbale codering van emoties blijft het hele leven min of meer gelijk.
Baby’s leren al vroeg emoties voort te brengen en te interpreteren, en ze leren het effect kennen van hun eigen emoties op anderen. Die vermogens helpen hen bij het ervaren van hun eigen emoties en bij het gebruiken van
de emoties van anderen om de betekenis van onduidelijke sociale situaties te begrijpen.
Differientiële emotietheorie
Theorie van Caroll Izard die stelt dat het uiten van emoties aangeeft welke emotionele ervaringen iemand heeft en tegelijkertijd deze emoties helpt te reguleren.
Vreemdenangst
De voorzichtigheid en terughoudendheid die baby’s laten zien als ze een onbekende ontmoeten. (ontwikkeling in 2de helft van het 1ste levensjaar)
Scheidingsangst
De angst die bij kinderen opgeroepen wordt door de afwezigheid van hun vaste verzorger. (begint rond 7-8 maanden, hoogtepunt 14 maanden)
–> Vreemdenangst en scheidingsangst zijn belangrijke tekenen van sociale
vooruitgang: ze geven blijk van zowel cognitieve ontwikkeling als van
groeiende emotionele en sociale banden tussen kinderen en hun verzorgers
Sociale glimlach
De glimlach van een baby in reactie op een andere persoon
–> +/- 2 jaar: kinderen gebruiken hun glimlach doelbewust om positieve emoties weer te geven en zijn ze gevoelig voor emotionele uitingen van anderen.
De ontwikkeling van het ik
- De jongste baby’s lijken zich niet te realiseren dat zij een zelfstandig individu zijn. Ze herkennen zichzelf niet op foto’s of in de spiegel en ze lijken niet in staat om zichzelf van andere mensen te onderscheiden.
- Het zelfbesef begint te groeien rond +/- 12 maanden.
- Kinderen van 18 à 24 maanden zijn zich enigszins bewust van hun eigen uiterlijk en vaardigheden. Ze begrijpen dat hun verschijning min of meer stabiel is.
- Jonge kinderen hebben niet alleen een fundamenteel zelfbesef, maar ook het begin van een besef van hoe hun geest werkt (= Theory of mind).
Zelfbesef
Het bewustzijn dat we als individu los van de rest van de wereld bestaan.
Social referencing
Het doelbewust zoeken naar informatie over de gevoelens van anderen om onduidelijke omstandigheden en gebeurtenissen te kunnen plaatsen.
Manifesteert zich rond 8 à 9 maanden.
Theory of mind
De (cognitieve) vaardigheid om aan jezelf en aan anderen gedachten, gevoelens, ideeën en intenties toe te schrijven en op basis daarvan te anticiperen op het gedrag van anderen.
Empathie
Een emotionele respons die correspondeert met de gevoelens van een andere persoon.
+/- 2 jaar
Empathie
Een emotionele respons die correspondeert met de gevoelens van een andere persoon.
+/- 2 jaar
Hechting
Het intieme fysieke en emotionele contact tussen ouder/verzorger en kind dat volgens sommigen direct na de geboorte moet plaatsvinden.
Uit onderzoek blijkt echter weinig bewijs voor het bestaan van een kritieke hechtingsperiode vlak na de geboorte.
We spreken pas van een gehechtheidsrelatie zo rond de leeftijd van 7 à 8 maanden
Hechting komt het duidelijkst tot uiting op 2 cruciale momenten:
* Als het kind gescheiden wordt van zijn gehechtheidsfiguur
* Wanneer het kind in nood is of onder stress staat
John Bowlby: het streven naar hechting is een universeel biologisch verschijnsel, te zien bij dieren en mensen van alle culturen.
Inprenting
Gedrag dat plaatsvindt tijdens een kritieke periode en waarbij een
organisme zich hecht aan het eerste bewegende object dat het ziet (cfr ganzen)
Vreemdesituatieprocedure van Ainsworth
Een aantal in scène gezette episoden die de kracht van de hechting tussen een kind en (meestal) zijn moeder illustreren.
De procedure bestaat uit 8 stappen:
1. De moeder en baby gaan een onbekende ruimte binnen.
2. De moeder gaat zitten en laat de baby de ruimte zelf ontdekken.
3. Er komt een onbekende volwassene binnen, die eerst met de moeder en vervolgens met de baby praat.
4. De moeder verlaat de ruimte en laat de baby alleen met de onbekende volwassene.
5. De moeder komt weer terug, waarbij ze de baby groet en geruststelt.
6. De moeder verlaat de ruimte opnieuw, samen met de onbekende, zodat het kind alleen achterblijft.
7. De onbekende komt terug.
8. De moeder komt terug en de onbekende vertrekt.
4 hechtingsclassificaties van baby’s
- Veilig hechtingspatroon
- Angstig-vermijdend hechtingspatroon
- Angstig-ambivalent hechtingspatroon
- Gedesorganiseerd-gedesoriënteerd hechtingspatroon