Hfst 10 - De sociaal-emotionele ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de peuter- en kleutertijd Flashcards
Psychosociale ontwikkeling (Erikson)
De veranderingen in onze interacties met anderen en in hoe we aankijken tegen het gedrag van anderen en tegen onszelf als leden van de maatschappij.
Stadium van autonomie-versus-schaamte-en-twijfel
12 à 18 mnd - 3 jaar
De periode waarin kinderen zelfstandigheid en autonomie ontwikkelen als hun ouders hun verkenningsdrang stimuleren, en schaamte en zelftwijfel ervaren als ouder te veel of te weinig verwachten.
Als ouders gepaste begeleiding geven en redelijke keuzes aanbieden, worden kinderen onafhankelijker en autonomer, maar als ze te beperkt worden, overmatig beschermd of juist aan hun lot overgelaten worden, ervaren ze schaamte en zelftwijfel.
Stadium van initatief-versus-schuldgevoel
Periode waarin kinderen te maken krijgen met conflict tussen het verlangen om initiatief te nemen en in het middelpunt te staan en het schuldgevoel dat
voortvloeit uit onbedoelde consequenties van hun acties.
Zelfdeterminatietheorie
Theorie over menselijke motivatie uitgaande van de kerngedachte dat er drie natuurlijke basisbehoeften zijn die het functioneren, het welbevinden en de groei van mensen beïnvloeden: autonomie, verbondenheid en competitie.
–> vormt een waardevol aanvullend perspectief op de theorie van Erikson.
Frustratie van een basisbehoefte is een voorspeller voor functioneringsproblemen, net zoals in Eriksons theorie geldt voor het niet oplossen van een conflict.
Zelfbeeld in de peuter- en kleutertijd
Iemands identiteit of de opvattingen die hij van zichzelf als persoon heeft.
–> Peuters en kleuters hebben de neiging om hun capaciteiten op alle gebieden te overschatten. Dit optimisme komt deels doordat ze zichzelf en hun prestaties nog niet vergelijken met anderen.
Individualistische oriëntatie
Denk- en leefwijze waarin de nadruk ligt op persoonlijke identiteit, de eigenheid van het individu en persoonlijk belang (~ Westerse cultuur).
Collectivistische oriëntatie
Denk- en leefwijze waarin de nadruk ligt op onderlinge en wederzijdse afhankelijkheid (~ Aziatische cultuur).
Oedipuscomplex
Psychoanalytisch concept waarbij jongens erotische binding ervaren met hun moeder en hun vader als concurrent zien. Hierdoor ontwikkelen de jongens castratieangst, ze gaan daarom het verlangen naar hun moeder onderdrukken en zich meer identificeren met hun vader in een poging zo veel mogelijk op hem te lijken.
Identificatie (volgens de psychoanalytische traditie)
Psychisch proces waarbij iemand zich eigenschappen, houdingen en waarden van de ander eigen maakt en zichzelf geheel of gedeeltelijk transformeert naar het model van deze ander. Kinderen proberen gelijk te zijn aan de ouder van dezelfde sekse.
Elektracomplex
Psychoanalytisch concept waarbij meisjes een bezittelijke genegenheid voor hun vader vertonen, waarbij rivaliteit en afstand ten opzicht van de moeder ontstaat (~ Carl Gustav Jung).
Biologische theorie over genderontwikkeling:
kenmerken & toepassing op peuters en kleuters
- Belangrijkste kenmerken: verschillen in de hersenen leiden tot genderverschillen. Voorouders die zich gedroegen op manieren die we tegenwoordig als stereotiep mannelijk of vrouwelijk beschouwen, zouden zich beter kunnen voortplanten.
- Toegepast op peuters en kleuters: meisjes kunnen vanuit de evolutie genetisch ‘geprogrammeerd’ zijn om zich expressiever en verzorgender te gedragen, terwijl jongens ‘geprogrammeerd’ zijn om competitiever en krachtiger te zijn.
Prenatale blootstelling aan hormonen van de andere sekse vertoont een verband met gedrag dat normaal gesproken van die sekse wordt verwacht.
Psychoanalytische theorie over genderontwikkeling:
kenmerken & toepassing op peuters en kleuters
- Belangrijkste kenmerken: genderontwikkeling is het resultaat van identificatie met de ouders van dezelfde sekse, die tot stand komt na het doorlopen van een reeks stadia die gekoppeld zijn aan onbewuste driften.
- Toegepast op peuters en kleuters: meisjes en jongens wier ouders zich op een stereotiep mannelijke of vrouwelijke manier gedragen, zullen dat doen omdat ze zich met de ouder van dezelfde sekse identificeren.
De sociale leertheorie over genderontwikkeling:
kenmerken & toepassing op peuters en kleuters
- Belangrijkste kenmerken: we leren over gendergerelateerd gedrag en gendergerelateerde verwachtingen door het gedrag van anderen te observeren.
- Toegepast op peuters en kleuters: kinderen merken dat andere kinderen, volwassenen en bijvoorbeeld tekenfilmfiguren beloond worden als ze zich genderstereotiep gedragen, en soms gestraft worden als ze zich niet aan die stereotypen houden.
Cognitieve theorie over genderontwikkeling:
kenmerken & toepassing op peuters en kleuters
- Belangrijkste kenmerken: door het gebruik van genderschema’s, die kinderen vroeg in het leven ontwikkelen, zien we de wereld door een bepaald filter. Kinderen gebruiken hun groeiende cognitieve vaardigheden om ‘regels’ te ontwikkelen over wat gepast is voor mannen en vrouwen.
- Toegepast op peuters en kleuters: de regels die peuters en kleuters hanteren over het juiste gendergedrag zijn minder flexibel dan die van mensen van andere leeftijden, misschien omdat ze net genderschema’s hebben ontwikkeld waarbinnen weinig afwijking mogelijk is van stereotiepe verwachtingen.
Genderidentiteit
Het persoonlijk gevoel over de eigen seksuele identiteit. Genderidentiteit kan samenvallen met het geboortegeslacht maar kan er ook van verschillen.
Genderschema
Een cognitief raamwerk waarbinnen genderrelevante informatie wordt geordend.
Genderconstantie
Het feit dat mensen permanent vrouwelijk of mannelijk zijn als gevolg van vast, onveranderlijke biologische factoren.
+/- 4 à 5 jaar
Genderexpressie
De manier waarop iemand de genderbeleving via gedrag naar buiten brengt.
Transgendermensen
Mensen die zich niet of niet helemaal thuis voelen in de geslachtsrol die past bij de uiterlijke geslachtskenmerken die ze bij hun geboorte hebben meegekregen.
Genderdysforie
Als de genderidentiteit verschilt van het geboortegeslacht.