H9. Behaviorisme Flashcards

1
Q

Wat is het uitgangspunt van het behaviorisme?

A

Objectieve, waarneembare gedrag als echte onderwerp van de psychologie

Watson, Skinner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem 4 kenmerken van Pavlov

A
  1. Fysioloog: Nobelprijs
  2. Onderzoek spijsverteringsstelsel (honden)
  3. Klassieke / Pavloviaanse conditionering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem 6 componenten van Pavlov’s onderzoek naar geconditioneerde reflex

A
  1. Ongeconditioneerde stimulus (OS)
  2. Ongeconditioneerde respons (OR)
  3. Ongeconditioneerde reflex
  4. Geconditioneerde stimulus (CS)
  5. Geconditioneerde respons (CR)
  6. Geconditioneerde reflexen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beschrijf klassieke conditionering

A

Het proces van nieuwe verbindingen tussen stimulus en respons geconditioneerde reflexen, waarbij neutrale stimulus (CS) het vermogen krijgt een reactie (CR) op te roepen als de stimulus gekoppeld wordt aan een ongeconditioneerde stimulus (OS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beschrijf de ongeconditioneerde reflex

A
  1. Aangeboren en AUTOMATISCHE reactie die moet bestaan voordat conditionering of leren kan optreden
  2. OS –> automatische reactie (=OR) samen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beschrijf geconditioneerde reflexen

A

CR begint neutraal en roept nauwelijks reactie op maar gaat respons uitlokken na aantal keren gekoppeld te zijn aan ongeconditioneerde stimulus en wordt geconditioneerde respons (CR)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is conditionering van hogere orde?

A

Eerst sterke geconditioneerde speekselreflex na stimulus (eg toon) die daarna OS was voor de volgende reeks koppelingen met een ANDERE geconditioneerde stimulus (eg lichtflits)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is generalisatie volgens Pavlov?

A
  1. Geconditioneerde reflexen oproepen door vergelijkbare stimuli maar niet identiek aan de oorspronkelijk geconditioneerde stimulus.
  2. Zwakker als ongelijkheid tussen geconditioneerde en teststimuli groter is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is differentiatie?

A

Ongelijke stimulus herhaald presenteren zónder OS –> ander soort leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is experimentele neurose?

A
  1. Als dieren geconfronteerd met niet te vermijden conflict tussen twee sterke, maar niet overeenkomende geconditioneerde responsneigingen
  2. –> Pavlov’s breintheorie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem 2 processen nodig voor conditionering van responsen volgens Pavlov

A
  1. Excitatie –> verwerving/generalisatie geconditioneerde responsen. Stimulus bekrachtigd door ongeconditioneerde stimulus
  2. Inhibitie –> verworven respons onderdrukken. Als geen bekrachtiging.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem 3 kenmerken van Pavlov’s breintheorie

A
  1. Excitatie en inhibitie
  2. Stralen uit naar omliggende locaties
  3. Verklaring generalisatie, differentiatie en experimentele neurose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op welke 3 manieren verklaarde Watson het behaviorisme onafhankelijk van traditionele psychologie? / basisprincipes behaviorisme

A
  1. Behavioristische psychologie volledig objectief en uitsluiting ALLE subjectieve gegevens/interpretaties
  2. Gedrag voorspellen en controleren ipv beschrijven of verklaren
  3. Geen onderscheid mens en dier (Darwinisme). Psychologische overeenkomsten tussen soorten net zo belangrijk als verschillen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk 3 boeken schreef Watson?

A
  1. Behavior: an introduction to comparative psychlogy. Om principes van behaviorisme in praktijk te brengen
  2. Psychology from the standpoint of a behaviorist. Focus menselijk gedrag
  3. Behaviorism
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 3 soorten ongeconditioneerde emotionele responsen vond Watson?

A
  1. Onverwacht en luid geluid & plots laten vallen kind –> angstrespons
  2. Fysiek hinderen beweging –> woede
  3. Liefde

Aangeboren. Rest is resultaat Pavloviaanse conditionering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem 4 kenmerken van het Kleine Albert experiment

A
  1. Beroemd en controversieel
  2. Watson & Rayner
  3. Baby Albert bang maken. (door slaan) voor witte rat, conditioneren.
  4. Generalisatie: konijn, hond, rat, staaf. Na maand herstel nog steeds geconditioneerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is radicaal omgevingsdenken?

A
  1. Omgevingsinvloeden zijn veel belangrijker voor het bepalen van iemands gedrag dan erfelijkheid of aanleg (NURTURE).
  2. Behaviorisme
  3. Watson
  4. Alles valt te leren dmv conditionering!!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Beschrijf Watson’s emotietheorie

A

De grote verscheidenheid aan menselijke emoties is te herleiden tot de conditionering van 3 aangeboren reflexen. (angst, woede, liefde)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Beschrijf het Kleine Peter experiment

A
  1. 3-jarige Peter angst voor konijnen
  2. Jones. Watson.
  3. Angst wegnemen door stimulus tegelijk met plezierige stimulus aan te bieden
  4. Systematische desentitisatie (eerst: directe conditionering)
20
Q

Noem 3 van Watson’s adviezen over opvoeding

A
  1. Controle nemen over de omgeving van kinderen
  2. Vermijding ongepaste geconditioneerde emotionele reacties (liefde)
  3. Gewenst gedrag kan per moment variëren en verschillen tussen culturen
21
Q

Noem 4 tekortkomingen van Watson’s theorie over emotionele ontwikkeling

A
  1. Kinderen zijn niet gemakkelijk tot alles te conditioneren
  2. Emotionele ontwikkeling > conditionering 3 basisresponsen
  3. Taal en denken > ketens van reflexen
  4. Radicaal omgevingsdenken onderschat de effecten van constitutie en erfelijkheid
22
Q

Noem 2 blijvende opvattingen van Watson’s theorie over emotionele ontwikkeling

A
  1. Voorspelling van en controle over gedrag nog steeds onderzocht
  2. Studie van leren en conditioneren belangrijke discipline
23
Q

Wat is latent leren?

A
  1. Vorm van leren die toevallig en zonder bekrachtiging plaatsvindt
  2. Tolman, ratten in doolhof
24
Q

Wat is doelgericht behaviorisme?

A

Idee dat alle gedrag doelgericht is

25
Q

Noem 3 kenmerken van neobehaviorisme

A
  1. Ontstaan door invloeden Watson
  2. Tolman, Hull
  3. Oiv logisch positivisme, niet-observeerbare constructen vertalen in observeerbare
26
Q

Wat is mechanistisch behaviorisme?

A
  1. Het idee dat leren kan worden beschreven in termen van wiskundige wetten die relaties tussen allerlei variabelen specificeren, coals krachten. van gewoonten, gedrevenheid of intensiteit van een stimulus
  2. Hull
  3. Praktische toepassing psychologie
27
Q

Wat is operante kamer/Skinner-box

A

Controle over (condities waaronder) bekrachtiging van een respons plaatsvindt

28
Q

Noem 3 kenmerken van operante conditionering

A
  1. Skinner box met hendel voor voedsel
  2. Consequenties van eigen handelen ervaren
  3. Bekrachtigingsomstandigheden variëren
29
Q

Hoe werd het aantal keren op de hendel drukken geregistreerd?

A

Door pen die op. een bewegende rol schrijft –> permanente cumulatieve opname

30
Q

Wat is extinctie?

A
  1. Geen bekrachtiging (geen voedsel) –> geen herhaling respons
  2. Bij toeval ontdekt door vastlopen voedseldispenser
31
Q

Noem 4 soorten bekrachtigingsschema’s van Skinner

A
  1. Fixed-interval
  2. Fixed-ratio
  3. Variable-interval
  4. Variable-ratio

Variabel schema ~ gokmachines: hoge responssnelheid, bestand tegen extinctie

32
Q

Beschrijf het fixed-interval bekrachtigingsschema

A
  1. Responsen met vaste tussenpozen bekrachtigen
  2. Responssnelheid neemt eerst af, einde interval sterk toe
33
Q

Beschrijf het fixed-ratio bekrachtigingsschema

A
  1. Vast aantal responsen.
  2. Responssnelheid STABILISEERDE langzamer, vlakte af tot zelfde hellingshoek als bij regelmatige bekrachtiging.
34
Q

Hoe noemde Skinner klassieke conditionering van Pavlov in zijn boek The Behavior of Organisms?

A

Respondent conditioneren.

35
Q

Beschrijf het verschil tussen klassieke en operante conditionering

A

Klassiek: Creëert volledig NIEUWE verbindingen tussen S-R. CS roept respons op. Responsmagnitude.

Operante: Versterkt of verzwakt AL BESTAANDE verbindingen. Respons GEUIT door ppn voor conditionering. Responssnelheid.

36
Q

Hoe droeg Skinners operante conditionering bij aan behaviorisme?

A

Demonstreerde een gecontroleerde en zuiver behavioristische methode voor het onderzoek naar een geheel nieuwe reeks van aangeleerde responsen

37
Q

Beschrijf de variabele -interval /ratio bekrachtingsschema’s

A
  1. Bekrachtiging met WILLEKEURIGE tussenpozen / aantal responsen
  2. Hoge responssnelheid, bestand tegen extinctie
  3. Dieren gingen langer door als bekrachtiging stopte dan bij een vast schema
38
Q

Beschrijf het verschil tussen positieve en negatieve bekrachtiging

A

Pos: iets toevoegen, vb beloning –> meer gedrag

Neg: iets wegnemen, vb ongewenste prikkel –> meer gedrag

39
Q

Beschrijf Skinner’s vormgeving

A

Een proces van ingewikkelde reeksen van eenvoudige responsen.

Bekrachtiger: verstoort normale gedrag niet.

Respondente conditionering + Primaire bekrachtiger –> effectieve secundaire bekrachtiger

40
Q

Wat is geprogrammeerde instructie?

A
  1. Onderwijsmethode waarbij ingewikkelde onderwerpen worden opgesplitst in eenvoudige stappen die met een toenemende moeilijkheidsgraad aan studenten worden aangeboden.
  2. Nog steeds gebruikt
  3. Skinner
41
Q

Noem 3 filosofische implicaties van Skinner’s theorie

A
  1. Vrijwel alle gedrag kan gecontroleerd worden door bekrachtiging
  2. Vrije wil is een ILLUSIE
  3. Utopische roman Walden Two: uitsluitend sociaal wenselijk gedrag bekrachtigen
42
Q

Beschrijf Skinner’s Walden Two

A
  1. Fictie, utopische roman
  2. Alleen sociaal wenselijk gedrag bekrachtigen
  3. Individueel gedrag door overheid bestuurd
43
Q

Wat is radicaal environmentalisme?

A

Opvatting dat oorzaken altijd herleid kunnen worden naar externe stimuli.

44
Q

Welk kritiek op behaviorisme werd de ondergang?

A
  1. Dat behaviorisme de vele theoretische niveaus van GRAMMATICALE STRUCTUREN niet kan verklaren
  2. Zowel oppervlakkige als diepe structuren
  3. Chomsky, syntactic Structures
45
Q

Hoe ziet Skinner epistemologie?

A
  1. Kennistheorie = gedragstheorie
  2. Verbal Behavior
  3. Taal = vorm gedrag.
  4. Kennis wordt verworden door bekrachtiging
46
Q

Noem 4 kenmerken van Skinner

A
  1. Operante conditionering
  2. Geprogrammeerde instructie
  3. Geen geloof in vrije wil. Controle onvermijdelijk
  4. Gedragsanalyse
47
Q
A