H2. Bewustzijnsfilosofie Flashcards

1
Q

Noem 3 baanbrekende filosofen van de geest

A
  1. Descartes
  2. Locke
  3. Leibniz
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem 4 kenmerken van Descartes

A
  1. Grondleger hedendaagse psychologie
  2. Onderscheid lichaam en geest
  3. Mechanistische werking lichaam
  4. Descartes’ methode
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem 2 inzichten die Descartes kreeg

A
  1. Analytische meetkunde
  2. Nieuwe METHODE voor verkrijgen kennis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beschrijf Descartes’ methode

A
  1. Deductief redeneren –> enkelvoudige naturen (ruimte en beweging)
  2. Lijkt op Galileo’s primaire (objecten) en secundaire kwaliteiten (zintuigen)
  3. Combi atoomtheorie en platonische onderscheid verschijningsvorm en ideale vorm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe verschilden Descartes gedachten over fysica van Democritus? En overeenkomsten?

A

Overeenkomsten: samenstelling van materie uit ruimtelijke deeltjes in beweging

Verschil: Descartes ging niet uit van bewegende deeltjes in een leegte. Volgens hem hele universum gevuld met 3 soorten elementen (vuur, lucht, aarde).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem 4 kenmerken van Descartes’ mechanistische fysiologie

A
  1. Brein vesicles als animale geesten
  2. Hersenen initiëren en controleren gedrag: basis (on)geconditioneerde responsen
  3. Lichamelijke reacties bepaald door combi externe prikkels en interne emotionele reacties van de animale geesten
  4. Mechanistische verklaring voor Aristotelistische (metafysische) vegetatieve en sensitieve zielen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 2 kenmerken van Descartes’ immateriële geest

A
  1. ‘Over de methode’
  2. Cogito ergo sum
  3. Denkende ziel: aangeboren ideeën van de geest (Avicenna’s drijvende man en Plato’s psyche met aangeboren ideale vormen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem 2 redenen voor Descartes geloof in een volmaakte God

A
  1. Aangeboren idee van volmaaktheid
  2. Zekerheid over het bestaan van zijn eigen geest
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is interactief dualisme?

A

Verschijnselen die voortkomen uit de INTERACTIES tussen lichaam en geest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe verklaarde Descartes vrije wil?

A

Zintuigelijke gewaarwordingen samengebracht in de pijnappelklier (epifyse): getoond aan de ziel –> vrije wil door ziel + epifyse: animale geesten –> aansturing gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn passies volgens Descartes?

A

Bewustheid van gevoelens (liefde, angst)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe verschillen Locke en Leibniz in hun beïnvloeding door Descartes?

A

Locke: Wel Descartes ideeën over fysica en fysiologie, basis voor empirische kennistheorie Locke. Niet: concepten actieve en bewuste geest met aangeboren ideeën.

Leibniz: wel: nativistische en rationele opvatting Descartes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf hoe politiek Locke’s pad beïnvloed heeft

A

Locke wilde ontdekken wat men kan weten en niet weten –> Essay –> met Ashley in politieke strijd om opvolging Engelse troon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beschrijf 3 kenmerken van Locke’s ‘An essay concerning human understanding’ / aard van ideeën

A

Kern: Ervaring –> kennis, maar niemands ervaring is voldoende om de werkelijkheid volledig en zonder fouten te verstaan

  1. Observatie- en experimentele methoden (van natuurwetenschappen) als model voor manier functioneren menselijke geest
  2. Tabula rosa (Aristoteles) uitgangspunt –> ervaring. Geen aangeboren ideeën (zoals Descartes)
  3. Twee soorten ervaringen: sensaties en reflecties –> herinneringen
  4. Simpele en complexe ideeën
  5. Steun William Molyneux
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe definieerde Locke de aard van kennis?

A

De waarneming van verband en overeenkomst, of verschil en onverenigbaarheid, van elk van onze ideeën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Beschrijf Locke’s 3 soorten kennis

A
  1. Intuïtieve: direct en onweerlegbaar, minste, vb zwart-wit
  2. Demonstratieve kennis: minder direct, door demonstratie overtuigend, vb meetkundig of logische redenering
  3. Zintuigelijke kennis: meeste, obv ervaring, betwistbaar. Relatief willekeurige associaties van ervaringen van een individu. Soms natuurlijk, vaak toevallig. Secundaire kwaliteiten nodig.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat houdt Locke’s associatie van ideeën in?

A

Combinatie van ideeën die natuurlijk en toevallig zijn. Belang van nabijheid en gelijkenis.

Natuurlijke en toevallige associaties zijn niet te scheiden omdat ze voor het individu allebei even overtuigend zijn, maar alleen natuurlijke associates bevatten valide kennis over de wereld.

Na Locke: wet van associatie door nabijheid; gelijkenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een sociaal contract? Volgens Hobbes en Locke

A

Hobbes: mensen zijn agressief, egoïstisch en roofzuchtig. Sociaal contract verenigt mensen in groepen

Locke: Sociaal contract als rationele keus die mensen voordeel brengt. Aangeboren vermogen om te leren van ervaring en profiteren van gecombineerde ervaringen van groepen mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke 2 wiskundige ontdekkingen deed Leibniz in Parijs?

A
  1. Binaire rekenkunde
  2. Continue rekenkunde (oneindig kleine getallen) –> integraalrekening; differentiaalrekening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe waren Leibniz wiskundige ontdekkingen vio zijn filosofie?

A
  1. Continuïteit en verandering essentiële kenmerken van de wereld
  2. Oneindig kleine getallen in fundamentele elementen die de concrete werkelijkheid weerspiegelen en voorspellen
21
Q

Hoe verschilt Leibniz met Locke en Descartes over de fysieke werkelijkheid?

A

Leibniz: Universum als voortdurend veranderend, uitgebreide hiërarchie van levende organismen die binnen andere, grotere organismen bestaan. Elk stoffelijk object is oneindig vaak op te delen.

Descares en Locke: Fysieke werkelijkheid bestaat uit levenloze, stoffelijke deeltjes in beweging

22
Q

Wat is pantheïsme?

A

Het geloof dat iedereen goddelijk is. Spinoza

23
Q

Noem 3 kenmerken van Leibniz’ tijd als dienaar van het huis van Hannover

A
  1. Sophie & Sophie
  2. Openheid, culturele fijngevoeligheid, waarde niet-Europese culturen
  3. Valse beschuldigingen plagiaat wiskundige uitvindingen
  4. Antwoord op Locke’s Essay; De monadologie
24
Q

Wat zijn monaden?

A
  1. Energetische en doelgerichte entiteiten
  2. Leibniz
  3. Verschillen in mate van bewustheid: 4 klassen: basale, voelende, rationele, opperste
25
Q

Beschrijf de 4 monaden van Leibniz

A
  1. Basale: nauwelijks bewustzijn. Minimale percepties
  2. Voelende: objecten waarnemen en onthouden
  3. Rationele: voelende monaden vormen tot ziel of geest van mensen + apperceptie (~ sensitieve en rationele zielen Aristoteles)
  4. Opperste: God. Alles beheersend (~Spinoza’s god als totaliteit van de natuur; Aristoteles’ ‘onbewogen beweger’)
26
Q

Noem 2 kenmerken van apperceptie

A
  1. Bewuste vorm van waarneming
  2. Refleiviteit
  3. Onderdeel rationele monaden van Leibniz
27
Q

Vat in 1 zin Locke’s wereldbeeld samen (tov Leibniz)

A

Praktisch, empirische werkelijkheid op een mechanistische manier willen verstaan.

Zag Leibniz’ benadering als onpraktisch en fantasierijk

28
Q

Vat Leibniz wereldbeeld in 1 zin samen (tov Locke)

A

Visionaire theorievorming over de kosmis en rol van mens. Intellect.

Zag Locke’s werk als beperkt en onvolledig

29
Q

Wat zijn noodzakelijke waarheden volgens Leibniz?

A

Ideeën, waarheden, neigingen, aanleg en vermogens zijn aangeboren. Voornaamste gereedschappen voor apperceptie.

Rationele monaden

30
Q

Noem 3 kritiekpunten van Leibniz op Locke’s Essay

A
  1. Onbeschreven blad (Locke) vs aangeboren (Leibniz)
  2. Inactieve vs actieve geest (minimale percepties)
31
Q

Noem 3 kenmerken van minimale percepties

A
  1. Basale monaden
  2. Dringen afzonderlijk nooit tot ons bewustzijn door. Meeste blijven onbewust
  3. Aandeel in motivatie
32
Q

Noem verschillen tussen Locke en Leibniz

A

Verschil in doelstelling.

Locke: Grenzen bepalen, oplossen alledaagse problemen. Empirist, externe werkelijkheid. Geest secundair.

Leibniz: Nativistisch. Actieve geest, indelingsprincipes en aangeboren noodzakelijke waarheden.

33
Q

Noem 3 kenmerken van Lockeaanse tradities

A
  1. Brits associationisme
  2. Nature - nurture debat
  3. –> behaviorisme
34
Q

Noem 3 kenmerken van Leibniziaanse tradities

A
  1. Europa (vaste land)
  2. Kant, Wundt, Freud, Piaget
  3. –> moderne cogn. psychologie
35
Q

Beschrijf de samenhang tussen. het mechanicisme, nativisme en interactief dualisme van Descartes

A
36
Q

Hoe kan Descartes beschouwd worden als startpunt van hedendaagse psychologie?

A
  1. Brein en zenuwen centraal in veroorzaken gedrag. –> neurpsychologie
  2. Schema reflexen –> basis klassieke conditionering –> behaviorisme
  3. Interactie emoties - externe wereld en reflectie rationele geest –> psychoanalyse
  4. ! Mechanistisch perspectief gedrag –> behaviorisme, neuropsychologie –> hedendaagse psychologie
37
Q

Beschrijf het empirisme van Locke

A
38
Q

Welke belangrijke bijdragen leverde Locke aan de wording van de hedendaagse psychologie?

A
  1. Verwerping nativisme –> empirisme
  2. Ervaring –> associaties tussen ideeën –> basis leertheorieën en later cognitivisme; constructionisme
39
Q

Leg het nativisme en de monadologie van Leibniz uit

A
40
Q

Hoe zijn de sporen van de opvattingen van Leibniz terug te vinden in de hedendaagse psychologie?

A
  1. Nadruk nativisme. Zoektocht naar kleinere deeltjes.
  2. Tolerantie tov andere volkeren
  3. Activiteit geest: potentie vanaf geboorte –> continentale psychologen
41
Q

Geef een overzicht van de historische en persoonlijke omstandigheden waarin het werk van Descartes, Locke en Leibniz tot stand kwam

A
42
Q

Hoe verhoudt het werk van Descartes, Locke en Leibniz zich tot elkaar. Wijs fundamentele verschillen aan

A
43
Q

Welke ervaring inspireerde Descartes om met een mechanistische opvatting voor het menselijk gedrag te komen?

A

Poppenspel in Saint-Germain: mechanistische beweging door beweging bezoeker op drukplaten in de vloer

44
Q

Welke voorlopers van Descartes mechanistische theorie zijn er, en hoe breidde hij hun werk uit?

A
  1. Galileo Galilei: skelet als automatisch systeem van hefboom
  2. Harvey: bloedsomloop met hart als mechanistische pomp

Descartes: mens als mechanisch systeem, automaton. (bloedsomloop, spijsvertering, ademhaling, groei en beweging, slaap- waakritme, waarneming, verbeelding, geheugen, emoties)

Naar analogie van het poppenspel. Hydraulisch: trillingen in zintuigen –> stromingen in hersenvocht –> door zenuwstelsel –> spier- en orgaanweefsel in beweging –> gedrag.

45
Q

Welk vraagstuk bracht Locke tot het opsporen van zijn fundamentele werk over het begripsvermogen van de mens?

A

De vraag hoe je vast kunt stellen welk geloofsysteem correct is als ze elkaar uitsluiten –> noodzakelijk begrip te hebben van hoe mens bewust werd van de wereld

46
Q

Met welk argument verwierp Locke Descartes idee van aangeboren ideeën?

A

Je kan geen abstracte concepten aantreffen in de geest van onervaren kinderen of idioten. Heb je gezond stel hersenen voor nodig en ervaring

47
Q

Wat was Locke’s conclusie over het menselijk begripsvermogen?

A

Meeste kennis is ZINTUIGELIJK en dus combi natuurlijke en toevallige associaties die niet te scheiden zijn door individu.

Onmogelijk om volledig en foutloos begrip van wereld te vormen –> claim absolute waarheid in pacht hebben ONMOGELIJK –> rationele keuze tussen tegenstrijdige overtuigingen onmogelijk –> tolerantie voor denkwijzen van a

48
Q
A