H3. Fysiologie Flashcards

1
Q

Noem 4 kenmerken van Gall

A
  1. Hersenanatoom en frenoloog
  2. Brein als samengesteld orgaan dat verantwoordelijk is voor de hogere mentale functies
  3. Ontdekking commisuren (basis ontdekking van neuronen)
  4. Vergelijkend onderzoek verschillende soorten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem 3 kenmerken van Willis

A
  1. Eerste accurate en gedetailleerde BESCHRIJVING HERSENEN.
  2. Nadruk op substantie structuren ipv holten en vloeistoffen
  3. Grijze (vlezig) en witte stof (vezels).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beschrijf frenologie

A
  1. Psychologische vermogens zijn gelokaliseerd in specifieke hersengebieden.
  2. Buitenkant en omvang schedel weergeeft onderliggende hersengebieden
  3. Geen erkenning meeste wetenschappers
  4. Fysiognome observaties Gall
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is fysiognomie?

A
  1. Het aflezen van iemands karakter van zijn fysieke kenmerken.
  2. Gepromoot door Lavater
  3. Geobserveerd door Gall
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem 3 gebreken van Gall’s frenologie

A
  1. Aanname dat vorm schedel = vorm hersenen. (hyp verband breinvorm en karakter niet onjuist!)
  2. Lokaliseren van specifieke psychologische kenmerken in hersengebieden
  3. Onbetrouwbaarheid methoden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is ablatie?

A
  1. Chirurgisch verwijderen van kleine delen. van dierhersenen.
  2. Verfijnd door Flourens
  3. Toetsen hypothesen Gall dmv lesies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 4 kenmerken van Flourens

A
  1. Klassieke beschrijving cerebrale lesie (dmv ablatie)
  2. Strikt volgens regels experimenteel onderzoek
  3. Rol cerebellum integratie en aansturing spierbeweging
  4. Flexibiliteit en plasticiteit cortex
  5. Brein als zetel van geïntegreerde en harmonieuze ziel (~Descartes)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem 3 kenmerken van Broca

A
  1. Patiënt ‘Tan’ –> afasie in gebied van Broca
  2. Tegen Flourens’ opvatting over eenheid en ondeelbaarheid cerebrale corte
  3. Heropleving interesse in gelokaliseerde hersenfucnties, ‘nieuwe frenologen’: meer lokalisaties
  4. Ideeën over correlaties breinomvang en intelligentie en superioriteit van witte Europese mannen obv bovengemiddeld grote hersenen (mannen zijn slimmer want grote hersenen?)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem 3 belangrijke onderzoekers in de ontdekking van zintuiglijke en motorische gebieden

A
  1. Elektrische stimulatie: Fritsch & Hitzig –> primaire motorische gebied
  2. Ferrier –> functionele centra (visueel - occipitaal, auditief - temporaal, zintuigelijk - achter motorische gebied)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe leidde de ontdekking van zintuigelijke en motorische gebieden tot nieuwe opvatting over de werking van de hersenen?

A

Elektrische stimulatie –> bevestiging corticale lokalisaties –> =/ frenologie –> nieuwe opvatting:

Zintuigelijke centra –> sensorische info –> opslaan in aangrenzende gebieden. Onderling verbonden door witte stof vezels.

Veel witte stof = associatiegebieden (frontaalkwabben)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem 3 kenmerken van Wernickes theorie van afasie

A
  1. Sensorische afasie (taalbegrip, parafasieën) vs motorische afasie (Broca)
  2. Parafasieën
  3. Conductie-afasie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn parafasieën?

A
  1. Spraak met eigenaardige woorden en versprekingen
  2. Vermogen om zichzelf te corrigeren na versprekingen mist
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf sensorische afasie in gebied van Wernicke

A
  1. Betekenis woord niet herinneren
  2. Lesie in linker temporaalkwam dichtbij auditieve gebied
  3. Als Broca’s wel intact: antwoorden mogelijk maar antwoord klinkt raar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beschrijf conductie-afasie

A
  1. Letsel aan verbinding tussen gebieden Broca en Wernicke zonder dat deze zijn aangetast
  2. Parafasieën (geen zelfcorrectie), normale spraak en samenhang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem 2 kenmerken van geheugen en het debat over equipotentialiteit

A
  1. Franz: ablaties katten –> aangeleerde respons –> compensatie –> Flourens’ brein als ongedifferentieerd geheel, tegenover lokalisatietheorieën
  2. Lashley medestander: Brain Mechanisms and Intelligence.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem 4 kenmerken van Lashley

A
  1. Brain Mechanisms and Intelligence
  2. Geheugen bevindt zich in gehele cortex en niet selectief gelokaliseerd in kleine delen
  3. Equipotentialiteit
  4. Redundantiehypothese
17
Q

Wat is equipotentialiteit?

A

Vermogen van intacte delen van een werkend brein geheugenfuncties uit te voeren die verloren gingen door vernietiging van andere delen.

18
Q

Wat is de de wet der massawerking?

A

Hoe groter het hersenletsel, hoe minder kans op equipotentialiteit

19
Q

Beschrijf de redundantiehypothese

A
  1. Elke afzonderlijke herinnering wordt opgeslagen in meerdere locaties in de cortex.
  2. Aantal locaties neemt toe als de herinnering beter vastligt en sterker is geassocieerd met andere herinneringen.
20
Q

Welke 2 psychologische responsen vond Penfield’s bij stimulatie van de interpretatieve cortex?

A
  1. Interpretatieve responsen (inzichten)
  2. Ervaringsresponsen (hallucinerend, =/ normale herinneringen)
21
Q

Welke verklaring gaf Penfield voor de resultaten van stimulatie van de interpretatieve cortex bij epilepsie patienten?

A
  1. Stimulatie en toevallen meer inhiberend dan activerend effect op neuronen
  2. Veroorzaakt door onbekende onderdelen brein

Conclusie: Meer dan simpele opslag van afzonderlijke ‘ideeën’ in aparte neuronen

22
Q

Welke invloed had Brenda Milner op geheugenonderzoek?

A
  1. Vergroting ingewikkelde rol hersenen bij geheugen
  2. Milner + Penfield: hypothese rol hippocampus. Patient H.M.
23
Q

Wat voor onderzoek deed Donald Hebb?

A

Boek over relatie leren, gedrag en ‘neurologische netwerken’ (=celverzamelingen)

24
Q

Beschrijf de casus H.M.

A
  1. Epileptische toevallen –> HC en omgeving verwijderd –> ernstig geheugenverlies
  2. Geen NIEUWE herinneringen vasthouden
  3. Kortetermijngeheugen, werkgeheugen. intact.
  4. Connectie naar langetermijngeheugen beschadigd.
  5. Declaratieve geheugen aangetast, procedureel intact.
  6. Lange termijn: persoonlijkheid en intelligentie grotendeels onveranderd
25
Q

Hoe werd Cartesiaans dualisme opnieuw beschouwd in de 19e eeuw?

A
  1. Penfield ging ‘brein’ en ‘geest’ als twee onafhankelijke, maar op elkaar inwerkende entiteiten beschouwen.
  2. Dualisme (~Descartes).
  3. Geen bewijs
26
Q

Noem recente ontwikkeligen omtrend onderzoek naar bewustzijn van ons eigen bewustzijn

A
  1. Dmv beeldvormingstechnieken: tomografie
  2. Cognitieve revolutie: cognitieve processen als onderwerp van onderzoek
  3. Technologie –> cognitieve neurowetenschap en sociale neurowetenschap
27
Q

Omschrijf cogn neurowetenschap

A

Technieken om ‘in de hersenen’ te kijken.

28
Q

Omschrijf sociale neurowetenschap/ sociaal-cognitieve neurowetenschap

A

Vraag hoe de hersenen sociale informatie verwerken, combi met beeldvormingstechnieken

29
Q

Wat is de centrale claim uit Dick Swaab’s Wij zijn ons brein?

A

Dat gedegen kennis over het brein voldoende is om gedragingen, gevoelens, gedachten, genot of zelfs geluk te kunnen verklaren. Geen aandacht lichaam, ecologische context

30
Q

Noem een overeenkomst tussen Gall en Broca

A

Het vinden van specifieke locaties van mentale functies

Historische context: Broca was de leidinggevende van de schoonzoon van de leerling van Gall

31
Q
A