H7. Meten is weten Flashcards

1
Q

Noem 8 kenmerken van Galton

A
  1. Invloedrijk en omstreden
  2. Eugenetica
  3. Neef Charles Darwin
  4. Methoden en statistiek: vragenlijstmethode
  5. Nature-nurture
  6. Statistische correlatie en regressie
  7. Tweelingen onderzoek
  8. Vingerafdrukken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is eugenetica?

A
  1. Wetenschappelijk onderzoek gericht op rasverbetering van de mens door selectieve teelt
  2. Galton
  3. Intelligentietests en statistische correlatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe zag Galton intelligentie? Noem 4 kenmerken

A
  1. Meest efficiënte hersenen en zenuwstelsel
  2. Hoofdomvang en reactiesnelheid
  3. Vaststellen dmv neurofysiologische variabelen: zintuigelijk onderscheidingsvermogen en reactietijden
  4. Aangeboren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe verschilde Galton van Fencher en Wundt in zijn benadering van experimentele psychologie?

A

Fencher en Wundt: algemene psychologische principes, van toepassing op alle mensen

Galton: nieuw darwinistisch, individuele verschillen: psychologie van individuele verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar vonden Galton’s experimenten plaats?

A

In zijn antropometrisch lab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beschrijf Galton’s psychologie van individuele verschillen

A

Belangrijkste menselijke variaties zijn intellectueel en psychologisch, als gevolg van erfelijke verschillen in hersenen en zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de Hereditary Genius? Noem 3 kenmerken

A
  1. Galton’s boek met statistische resultaten over erfgelijkheid van intelligentie
  2. 1869
  3. Normaalverdeling, verwantschapspatronen en vergelijking met adoptieverwanten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe werd de normaalverdeling bedacht?

A
  1. Quetelet
  2. Metingen van lengte en gewicht in grote populaties –> klokvormige normaalverdeling
  3. Galton: examenresultaten Cambridge; enige overeenstemming, geen sluitend bewijs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 3 argumenten had Galton voor zijn erfgelijkheidsperspectief?

A
  1. Normaalverdeling: overeenkomst, geen bewijs
  2. Afstamming van beroemdheden: omgeving rol
  3. Adoptie vs biologische verwanten: dun bewijs (kleine en uitzonderlijke steekproef)

Bewijs niet sluitend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe stond Candolle in het nature-nurture debat?

A
  1. Belang omgevings- en culturele factoren succesvolle families
  2. Onderzoek 300 eminente Europese wetenschappers: nature EN nurture
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem 3 belangrijke vragen van Galton’s vragenlijstmethode in het nature-nurture onderzoek

A
  1. Oorsprong interesse wetenschap
  2. Inschatting mate aangeboren
  3. Invloed latere levensgebeurtenissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat was Galton’s standpunt in het erfelijkheidsdebat?

A

Geërfde voorkeur en geschiktheid zijn noodzakelijke, maar niet afdoende waarden voor wetenschappelijk talent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem 2 kritieken op Galton’s conclusie uit het tweelingenonderzoek

A
  1. Gelijkenis kan voortkomen uit zowel NURTURE als NATURE
  2. Verschillen tussen identieke tweelingen KUNNEN NIET erfgelijk zijn want ze zijn identiek –> nurture!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beschrijf de tweelingstudiemethode

A

Onderzoekt de overeenkomsten en verschillen die zich ontwikkelen tussen verschillende categorieën van tweelingparen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wie vond de eerste succesvolle intelligentietest uit?

A

Alfred Binet. Gebaseerd op andere uitgangspunten dan Galton

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke 5 statistische uitvindingen deed Galton?

A
  1. Statistische correlatie
  2. Scatterplots
  3. Regressie naar het gemiddelde
  4. Regressielijn
  5. Regressiecoëfficient
15
Q

Wat drukt statistische correlatie uit?

A

Sterkte van het verband tussen twee gerelateerde variabelen

16
Q

Wat is regressie naar het gemiddelde volgens Galton?

A

De tendens dat extreme waarden van de ene variabele verband houden met minder extreme scores op de andere

17
Q

Wat is het correlatiecoëfficient?

A

Numerieke waarde die de sterkte van het verband weergeeft

18
Q

Wat is Person’s r?

A
  1. Pearson, verfijning van Galton’s ideeën + uitbreiding met negatieve verbanden
  2. Formule om correlatiecoëfficiënten te berekenen
  3. Meest gebruikte statistische hulpmiddel
19
Q

Wat is ironisch aan Galton’s correlatie?

A

Bewees zijn ongelijk in aanpak van intelligentietesten. Pearson’s r voor verband tussen scores Galton’s tests en werkgelijkheid was zeer laag

20
Q

Wat kwam uit Galton’s vragenlijst naar mentale verbeelding?

A

Enorme individuele verschillen in mensen hun voorstellingsvermogen

21
Q

Noem 3 andere bijdragen van Galton, naast eugenetica en statistiek

A
  1. Vingerafdrukken
  2. Mentale verbeelding vragenlijst
  3. Woordassociatiemethode
22
Q

Beschrijf de woordassociatiemethode

A
  1. Eerste reacties
  2. Associaties herhalen zich en gaan terug op kindertijd
  3. Genante of anstoproepende zaken
  4. Later: Freud –> vrije associatie en Jung –> diagnostisch
23
Q

Noem 3 controverses van Galton

A
  1. Nature-nurture –> ras
  2. Eugenetica –> negatieve eugenetica, nazi’s
    3.
24
Q

Wat is de erfelijkheidsfactor?

A
  1. % door genen bepaalde variabiliteit van een kenmerk binnen een populatie.
  2. % is omgevingsfactoren + meetfouten
25
Q

Noem 2 misverstanden mbt erfelijkheidspercentages

A
  1. Verwijst naar populaties ipv individu: variatie tussen groepen
  2. Erfgelijkheid betreft gehele kenmerk ipv alleen variabiliteit
26
Q

Beschrijf de gescheiden-tweelingstudie

A
  1. Monozygotische tweelingen, gescheiden bij geboorte, verschillende omgevingen.
  2. –> Statistisch zuivere maat van erfelijkheid
  3. Correlatie intelligentiescore .67 sterk positief, niet absoluut.
  4. Gedetailleerde case studies
  5. Omgevingseffect
27
Q

Beschrijf de affaire Burt en Jensen

A
  1. Burt: Erfelijkheidscorrelatie .8 –> NATURE –> methoden bekritiseerd door Kamin –> analyse ondeugelijk
  2. Jensen: NATURE, racistisch. Claim criticus Burt, geen vermelding Kamin
  3. Kamin: Kritiek Burt; mogelijkheid erfgelijkheid 0 –> NURTURE
28
Q

Beschrijf 4 kenmerken van de Minnesota Study of Twins Reared Apart (MISTRA)

A
  1. Meest indrukwekkende onderzoek naar gescheiden tweelingen na Burt
  2. Kritiek: (nog) niet alle case-studies gepubliceerd
  3. 2-eiige tweelingen: minder gelijkenis dan eeneiige
    eeneiige: fysieke overeenkomsten opvallend; erfelijkheidscorrelatie .8 –> ~70% variatie in intelligentie door genetische factoren
  4. Conclusie: Nature > nurture (~Galton)
29
Q

Beschrijf de conclusie van het nature-nurture debat

A

Afhankelijk van referentiegroep.

Galton: bovenlaag bevolking –> NATURE

Samenleving volle breedte: Nurture > nature