H14. Cognitieve revolutie Flashcards

1
Q

Hoe zagen behavioristen psychologie?

A
  1. Objectieve wijze, zonder verwijzing naar onzichtbare interne processen
  2. ‘black box’ irrelevant en onwetenschappelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waardoor kwam de cognitieve revolutie op gang?

A

Opkomst computer –> AI model van menselijke cognitie serieus alternatief voor behaviorisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem de 3 conclusies van Hobbes over relatie rekenen - redeneren

A
  1. Eigenschappen ten grondslag aan menselijk rationeel vermogen
  2. Wiskundig rekenen = redeneren
  3. Machines voor basisberekeningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem 3 kenmerken van Pascaline

A
  1. Pascal, 17e eeuw
  2. Eerste AI machine
  3. Machine om te + en -
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke beroemde uitspraak had Pascal?

A

“Het hart heeft zijn redenen, die de rede niet kent”

Emotie en wil verschil geesten en machines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke machine had het motto ‘Superieur aan de mens’?

A

Die van Leibniz, verbetering van Pascal door x en / toevoeging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf universele filosofische taal

A
  1. Om mens voorbij te streven; rekenen, filosofische onderwerpen, etc.
  2. Leibniz
  3. Insluiten en uitsluiten = + en -
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het binair getallenstelsel?

A

Belangrijke uitvinding van Leibniz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem 3 pioniers in de ontwikkeling van intelligente machines

A
  1. Pascal
  2. Leibniz
  3. Babbage
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem 3 eigenschappen van de difference machine

A
  1. Babbage
  2. Praktisch gebruik
  3. Idee goed, geen tijd en middelen voor uitvoer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem 4 eigenschappen van de analytical machine

A
  1. Invoeren + VERWERKING instructies –> ELKE berekening uitvoeren
  2. Programmeerbare computer
  3. 5 componenten
  4. Voorloper moderne computer
  5. Praktische problemen bouw. Bleef een idee
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem de 5 componenten van de analytical machine

A
  1. INPUTsysteem
  2. ‘MOLEN’ (uitvoer)
  3. CONTROLEmechanisme
  4. GEHEUGENbank
  5. OUTPUTsysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat stond er in het klassieke document van Lovelace en Babbage?

A
  1. Verslag lezing Babbage over machine met voetnoten van Lovelace.
  2. Eerste systematische werk over de aard en mogelijkheden van een programmeerbare computer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het Lovelace bezwaar?

A

Computer kan nooit zelf iets VOORTBRENGEN, geen creativiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem 2 kenmerken van symbolische logica

A
  1. Boole
  2. Alle traditionele wiskunde zien als vorm van systematische manipulatie van symbolen.
  3. Symbolen kunnen getallen en wiskundige bewerkingen voorstellen en logische bewerkingen (en, of, als)
  4. Booleaanse algebra
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat kon een universele machine?

A

Wiskundige en algebraïsche berekeningen en oplossen van ELK correct gesymboliseerd logisch probleem

Turing en Shannon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat was de Turingmachine?

A
  1. Alan Turing
  2. Denkbeeldig
  3. TAPE met symbolen + KOP die symbolen ‘leest’
  4. In paper: On computable numbers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke 2 beweringen bewees Turing?

A
  1. Dat machine geprogrammeerd kon worden voor elke berekening
  2. Instructies bdenken voor universele Turingmachine

~potentie Babbages analytical machine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Noem 3 kenmerken van Shannon

A
  1. A symbolic analysis of relay and switching circuits
  2. Binaire codes: alle soorten berekeningen in algebra en logica. Reeksen schakelaars –> binaire codes mechanistisch weergegeven –> complexe berekeningen
  3. INFORMATIETHEORIE; A mathematical theory of communication; bit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat stelden McCulloch en Pitts?

A
  1. A logical calculus of the ideas immanent in nervous activity
  2. Hersenen en zenuwstelsel als uitgebreid NETWERK van neuronen, analoog aan NETWERK van binaire schakelaars
  3. –> HERSENEN en COMPUTERS VERGELIJKBAAR mechanismen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat hield de Turingtest in?

A
  1. Bepalen of antwoord op een vraag van een mens of machine komt
  2. Test ‘intelligentie’ van een machine op haar vermogen complexe taken te volbrengen
  3. WAARNEEMBARE input en output.
  4. Principes van BEHAVIORISME. Term AI
22
Q

Wat stelt de informatietheorie?

A
  1. Elke communicatie en elk teken kan worden geanalyseerd met een bit
  2. Shannon
23
Q

Wat is een bit?

A

Meest elementaire eenheid van informatie.

De hoeveelheid informatie die kan worden overgedragen door het openen of sluiten van een binaire schakelaar

Shannon

24
Q

Wat was de Logic Theorist (LT)?

A
  1. Programma dat met gebruik van OMGEKEERD REDENEREN bewijs gaf voor theorema’s van symbolische logica.
  2. Newell en Simon
25
Q

Noem een beperking van de LT tov mens

A

SPECIFIEKE VOLGORDE afwerken van mogelijke combinaties –> combinatorische explosie

Voorselectie nodig: heuristiek

26
Q

Wat is heuristiek?

A

Techniek die de zoekruimte van een computer inperkt

27
Q

Noem 4 kenmerken van General Problem Solver (GPS)

A
  1. Newell en Simon
  2. Heuristiek: middel-doelanalyse
  3. Mogelijk valide model van menselijke intelligentie
  4. Beperking: alleen ‘GESLOTEN’ logische problemen, uitgedrukt in formele symbolen
28
Q

Wat was een belangrijke gebeurtenis dat zorgde voor een verschuiving van de behavioristische oriëntatie in de Amerikaanse geschiedenis?

A

Publicatie van ‘Plans and the structure of behavior’ door Miller, Galanter en Pribram –> focus innerlijke, COGNITIEVE processen

29
Q

Wat is TOTE-unit?

A
  1. Test, Operate, Test, Exit
  2. Concept voor analyse van denken en redeneren
  3. Miller, Galanter, Pribram
  4. Theorie over interne en subjectief waarneembare processe
  5. Observeren METEEN NA de onwaarneembare innerlijke toestand van probleemoplossing
30
Q

Waardoor is de ontwikkeling van ‘intelligente’ computerprogramma’s drastisch toegenomen?

A

Seriële (symbolische) verwerking –<> connectionistische (parallele) verwerking: patronen ipv symbolen –> LEREN van ervaring

31
Q

Noem 2 open vragen mbt computers

A
  1. Mogelijkheid tot VOORTBRENGEN
  2. SOORT intelligentie = mens?
32
Q

Wat is improbabilistische creativiteit?

A

Gebruik maken van al bekende ideeën of elementen in nieuwe en bruikbare combinaties

33
Q

Wat is impossibilistische creativiteit?

A

Zelf regels veranderen.

34
Q

Welke creativiteit hebben AI programma’s volgens Boden?

A

Improbabilitische creativiteit WEL,
impossibilistische NIET

35
Q

Beschrijf het gedachteexperiment de Chinese kamer

A

Iemand die de taal niet kent, an een in het Chinees geformuleerde vraag toch correct in het Chinees beantwoorden als hij gedetailleerd boek met spelregels tot beschikking heeft, al BEGRIJPT hij er zelf NIETS van.

Searle. Computer: reactie zonder echt begrip. INTENTIONALITEIT ontbreekt. (~Descaretes, geest =/ lichaam)

36
Q

Waarop zijn Searle en critici het eens?

A

Computermodellen zijn bruikbare gereedschappen voor onderzoek naar menselijke redeneren, zelfs als ze dat proces niet precies kunnen reproduceren

37
Q

Wat is zwakke AI?

A
  1. Vermogen van computers om problemen op te lossen en model voor menselijk denken, maar ZONDER INTENTIONALITEIT en BEWUSTHEID
  2. Searle
38
Q

Wat is sterke AI?

A
  1. Geen onderscheid menselijke intelligentie.
  2. Searle geloofde hier niet in
39
Q

Wie waren subjectieve behavioristen?

A

Miller, Galanter en Pribram van de TOTE-unit

40
Q

Noem 5 kenmerken van Miller

A
  1. Psycholinguïst
  2. TOTE-unit
  3. Paper ‘magische getal zeven, plus of min twee’; experimentele psychologie
  4. Vrienden met Chomsky: behaviorist –> nativist
  5. Mentalistische concepten noodzakelijk om gedragsobservaties te integreren en verklaren
41
Q

Noem 3 kenmerken van Chomsky

A
  1. Criticus Skinners verbale gedragstheorie
  2. Psycholinguïst: SYNTACtic Structures: transformatieve grammatica
  3. Aangeboren ‘universele grammatica’
42
Q

Noem 3 kenmerken van Bruner

A
  1. Dissertatie Duitse propaganda: Anglo-American Psychological Warfare Division
  2. ‘Nieuwe kijk’ op perceptie; Cognition Project
  3. Vrienden Miller –> Harvard Center for Cognitive Studies –> Cogniti(eve revolutie)
43
Q

Wat toonden de onderzoeken van ‘de nieuwe kijk’ op perceptie aan?

A

Hoe en veelheid aan niet-objectieve factoren systamatisch vio proces van waarneming

44
Q

Wat is cognitie?

A

Mentale proces voor het verwerven van KENNIS en BEGRIP

45
Q

Wat wordt aangeduid als het begin van de cognitieve revolutie?

A

Stichting Harvard Center for Cognitive Studies door Miller en Bruner

46
Q

Waar was Bartlett bekend door?

A

Geheugen niet OBJECTIEF, maar beïnvloed door CULTURELE en SOCIAAL bepaalde PREDISPOSITIES: schemata

47
Q

Wat is een flitslichtherinnering?

A
  1. Levendige herinnering van waar je was en wat je deed toen iets ingrijpends plaatsvond
  2. Neisser, Pearl Harbor
  3. Geheugen is CONSTRUCTIE ipv replica
48
Q

Noem 3 kenmerken van Neisser

A
  1. Flitslichtherinnering
  2. Samenwerking Selfridge –> Cognitieve Psychology 1967
  3. Informatieverwerking brein. Geest verwerkt zintuigelijke input. (~Leibniz, Kant)
49
Q

Noem 2 kenmerken van cognitieve psychologie

A
  1. Neisser
  2. Cognitie: Alle processen waardoor zintuigelijke input wordt omgezet, verminderd, uitgewerkt, opgeslagen, hersteld en gebruikt
  3. Cogn psychologie: Studie van belangrijke mentale processen tussen een activerende stimulus en een adaptieve respons. Perceptie, aandacht, taalontwikkeling, geheugen, probleemoplossing.
50
Q
A