H6. Evolutieleer Flashcards

1
Q

Beschrijf het uniformitarisme

A
  1. Uiterlijk van de aarde is gevormd door GELEIDELIJKE processen die zich over lange tijdsperioden uitstrekken.
  2. Lyell.
  3. Darwin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf het catastofisme

A
  1. Theorie die stelt dat geologische kenmerken het resultaat zijn van PLOTSELINGE en omvangrijke natuurrampen.
  2. Bijbels (zondvloed)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat was belangrijk in het debat tussen uniformitarisme en catastrofisme?

A

Fossielen die Darwin van zijn reis meenam naar Engeland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 2 gedachtegangen had Darwin bij het nadenken over zijn vondsten?

A
  1. Mogelijke FUNCTIES van dierkenmerken
  2. Geografische spreiding van soorten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beschrijf het ontwerpargument

A
  1. Organen van soorten perfect gemaakt en aangepast dat ze wel moeten ONTWORPEN zijn door machtige en verstandige schepper
  2. Paley
  3. ~ Traditioneel standpunt: elke soort in 1x geschapen, compleet en onveranderlijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beschrijf Lamarck’s standpunt

A

Soorten ontwikkelen en veranderen door overerving van fysieke eigenschappen die voortkomen uit vrijwillige gebruik of niet gebruiken van bepaalde lichaamsdelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe beïnvloedde Malthus Darwin’s ideeën?

A

Malthus: meest mensen gedoemd in armoede te leven, omdat hun vermogen tot populatiegroei veel groter is dan hun v er mogen de voedselproductie te laten stijgen.

Darwin gegrepen door idee van natuurlijke controle op populatiegroei (basis survival of the fittest)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beschrijf Darwin’s theorie van evolutie door natuurlijke selectie

A
  1. Natuur selecteert individuen die het best geschikt zijn om te overleven en zich voort te planten
  2. –> stabiele soorten
  3. Over lange tijdsperioden hebben veranderingen in de natuurlijke omgeving geleid tot selectiedruk en de geleidelijke evolutie van talloze soorten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waardoor werd Darwin’s theorie toch geaccepteerd?

A
  1. Medestander Huxley verdedigde de theorie in d ebat met Wilberforce (bisschop Oxford)
  2. Wetenschappelijke ontdekkingen van fossiele resten van archeopteryx en gorilla –> aannemelijkheid evolutie van onderlinge relatie van de soorten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem 3 aspecten die Darwin beschreef in The Descent of Man

A
  1. Mensen stammen af van dierlijke voorouders
  2. Geen fundamenteel verschil tussen mens en hogere zoogdieren wat betreft MENTALE vermogens
  3. Dieren vertonen beginselen van REDE (door Descartes alleen voor mensen)
  4. Verschil mens -dier gradueel niet wezenlijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Beschrijf polygenese

A

Victoriaanse geloof dat niet-Europese primitieve volken een geheel andere soort vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beschrijf monogenese

A
  1. Gemeenschappelijke afstamming en verwantschap van alle menselijke groepen.
  2. Uiteenlopende theorieën over onderlinge verschillen
  3. Darwin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf seksuele selectie

A
  1. Darwin
  2. Geleidelijke selectie en evolutie van kenmerken gunstig voor voortplantingsresultaten.
  3. Ook vio mensenljike evolutie –> kenmerkende mentale en fysieke verschillen tussen geslachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beschrijf complementariteit van de geslachten

A
  1. Victoriaanse & Darwin gedachte
  2. Overtuiging dat mannen. en vrouwen zich ontwikkeld hebben tot verschillende, elkaar aanvullende persoonlijkheden
  3. Mannen superieur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beschrijf de variatiehypothese

A
  1. Mannen meer dan vrouwen veranderd door evolutie en meer variabiliteit.
  2. Verschil in grootte bij mannen groter dan bij vrouwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem 4 aspecten van Darwin’s Expression of the emotions in man and animals

A
  1. Menselijke emotionele uitdrukkingen geërfd en geëvolueerde kenmerken. Gevolgen van reacties met aanpassings- of overlevingswaarde
  2. Andere emotionele uitdrukkingen zijn neveneffecten. van. activering van. zenuwstelsel die samengaat met emotionele opwinding
  3. Mensen bezitten overblijfselen van een dierlijke natuur
  4. Menselijke emotionele uitdrukkingen grotendeels gelijk tussen groepen: bewijs gemeenschappelijke afstamming
17
Q

Noem 3 aspecten van Darwin’s ‘A biographical sketch of an infant’

A
  1. Mijlpaal kinderpsychologie
  2. Rol die reflexen, gewoonten, emoties en andere gevoelens spelen bij het aanpassen aan de omgeving
  3. Ontwikkeling als een geleidelijke versterking en combinatie van wat in aanleg aanwezig was
  4. Ontogenese = herhaling fylogenese
18
Q

Beschrijf ‘ontogenese = herhaling fylogenese’

A
  1. Vroegste ontwikkeling kopieert, binnen veel kortere tijd, voorafgaande evolutionaire patroon van de soort
  2. Haeckel; Hall
19
Q

Noem 3 kenmerken van sociaal darwinisme

A
  1. Organismen, soorten, politieke systemen en samenlevingen hebben de neiging te evolueren van eenvoudige –> complexe entiteiten.
  2. Darwin + Spencer
  3. Spencer: ‘survival of the fittest’; synthetische filosofie
  4. Vertrouwen in theorie verdween met economische crisis
20
Q

Beschrijf vergelijkende psychologie

A
  1. Romanes
  2. Onderzoek naar de overeenkomsten en verschillen in psychologische functies van allerlei diersoorten kan licht werpen op menseljke functies.
21
Q

Hoe zag Darwin de menselijke psychologie?

A
  1. Hersenen, geest en gedrag moeten gezien worden als functionele componenten die het individu helpen om zich AAN TE PASSEN aan de omgeving en als VERANDERLIJKE fenomenen obv selectiedruk
  2. Nadruk individuele verschillen.
22
Q

Hoe beïnvloedde Darwin de psychologie

A

Na Darwin meer FUNCTIONEEL en DIFFERENTIEEL. Adaptieve focus, variabiliteit en verschillen

23
Q

Wat is sociobiologie?

A

Poging om sociaal gedrag te verklaren als het resultaat van individuele maar op elkaar inwerkende genen die zichzelf kopiëren naar volgende generaties

24
Q

Noem 2 argumenten waarom altruïstisch gedrag evolutionair is

A
  1. Groep ipv individu als evolutionaire eenheid
  2. Afzonderlijk gen als elementaire evolutionaire eenheid
25
Q

Noem een kritiek op sociobiologie

A

Overmatig biologisch determinisme van sociaal gedrag –> verwaarlozing culturele en sociale factoren

26
Q

Beschrijf 5 kenmerken van evolutionaire psychologie

A
  1. Alle aspecten van moderne evolutietheorie gebruiken om empirisch toetsbare hypotheses over menselijk gedrag te ontwikkelen.
  2. Omgeving huidige mens sterk verschillend dan die van voorouders –> nagaan hoe gedrag en psychologische trekken in verleden adaptief waren (ipv nu)
  3. Geest geen eenheid maar verzameling onafh modulen. die aanpassing vormen aan bepaalde evolutionaire druk
  4. Flexibele intelligentie belangrijkste aanpassing
  5. Gedrag door module gegenereerd, beïnvloed door cultuur en opvoeding
27
Q
A