H6 pt 3 Flashcards

1
Q

MAO breekt de neurotransmitter … af. Hierom zijn ze effectief voor de behandeling van …

A

MAO breekt Serotonine af. Hierdoor zijn antidepressiva die MOA remmen effectief omdat ze de afbraak van serotonine remmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De TCA’s (Tricyclische antidepressiva) waren de …

  1. 1e
  2. 2e
  3. 3e
A

1e generatie van antidepressiva. Deze inhiberen de heropname van Serotonine, maar ze hadden ook effect op andere neurotransmitters (NE, ACth, DA).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De SSRI waren de … generatie van depressiva

  1. 1e
  2. 2e
  3. 3e
A

2e generatie van antidepressiva. Deze inhiberen de heropname van Serotonine selectiever dan de TCA’s.

Fluoxetine, Paroxetine, Sertraline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geven SSRI of TCA’s meer bijwerkingen?

A

TCA’s, de 1e generatie, geven meer bijwerkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cocaïne is een voorbeeld van een …

  1. Stimulantia
  2. Antidepressiva
  3. Antipsychotica
A

Stimulantia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Stimulantia zijn DA … (agonisten/antagonisten)

A

Agonisten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De stimulantia … stimuleert de afgifte en blokkeren de heropname van NE en DA.

  1. Cocaïne
  2. Amfetamimne
A

Amfetamine. Cocaïne blokkeert alleen de heropname, stimuleert niet afgifte, en werkt alleen voor DA

Beide blokkeren heropname van dopamine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Amfetamine, MDMA, XTC, Ritalin, Meth en ICE zijn voorbeelden van …

  1. Psycholeptica
  2. Psychodysleptica
  3. Psychoanaleptica
A

Psychoanaleptica, ze zijn Dopamine agonisten (activerend).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Narcotische Analgetica zijn …

  1. Psycholeptica
  2. Psychodysleptica
  3. Psychoanaleptica
A

Psychodysleptica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hallucinogenen zijn …

  1. Psycholeptica
  2. Psychodysleptica
  3. Psychoanaleptica
A

Psychodysleptica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Heroïne is een voorbeeld van een …

  1. Narcotische Analgetica
  2. Hallucinogenen
  3. Sedativa en Hypnotica
A

Narcotische analgetica. Sterk verslavend, werkt op meerdere neurotransmitters en receptoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beta-endorfine is een …

A

Sterke pijnstiller die o.a. optreedt tijdens hardlopen. Het is een narcotische analgetica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doen hallucinogenen?

A

Niet-specifieke versterkers, dus we weten niet precies wat ze doen. Beïnvloed door intentie. Ze veranderen de sensorische perceptie en kunnen hallucinaties produceren.

  • Serotonine agonisten: Psilocybine, LSD.
  • Neuromodulator:
    Anandamine, endocannabinoïde, THC. (Inhiberen afgifte Glutamaat en GABA).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn Anandamide, THC, Endocannabinoïde?

A

Neuromodulators. Ze inhiberen afgifte van Glutamaat EN GABA. Ze dempen dus zowel excitatie als inhibitie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanting-and-liking theorie:

A

Herhaaldelijk drugsgebruik neemt ‘wanting’ voor gebruik toe, maar het genot dat wordt verwacht neemt af ‘liking’. Dus sterkere verslaving leidt tot meer ‘want’ en minder ‘like’. Dit gebeurt door sensitisatie van mesolimbisch dopaminerge (beloning).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Metabolische Tolerantie:

A

hoeveelheid enzymen voor afbraak van stof neemt toe naarmate je herhaaldelijk toedient. Dus je reactie wordt zwakker naarmate je meer neemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Cellulaire Tolerantie:

A

Neuronen adapteren over tijd als je herhaaldelijk toedient, de verbindingen van neuronen minimaliseert. B.v. minder intoxicatie bij alcohol

18
Q

Sensitisatie kans is groter wanneer de toediening …

A

Gelijk is met tussenpozen

19
Q

… (sensitisatie/habituatie) kan het zenuwstelsel ‘primen’ voor verslaving.

A

Sensitisatie.

20
Q

Hormonen zijn net als neurotransmitters …

A

Chemische boodschappers.

21
Q

… (hormonen/neurotransmitters) worden geproduceerd door klieren, … (hormonen/neurotransmitters) worden geproduceerd in het zenuwstelsel.

A

Hormonen in klieren, neurotransmitters in ZS.

22
Q

De … controleert de afgifte van hormonen die door de pijnappelklier gaan.

A

De hypothalamus.

23
Q

Verschil snelle respons en langzame respons van stress.

A

De snelle respons gebruikt de zenuwimpuls door de axonen in het CZS, waardoor het binnen enkele seconden werkt. De langzame respons werkt minuten tot uren.

24
Q

Cortisol wordt afgegeven door de … (snelle/langzame) route van stress.

A

De langzame

25
Q

Epinefrine (adrenaline) wordt afgegeven door de … (snelle/langzame) route van stress.

26
Q

De hypothalamus kan beschadigd raken door de … (snelle/langzame) route van stress.

A

De langzame. Dit komt omdat cortisol neurotoxische effecten heeft bij langdurige blootstelling, zoals bij chronische stress

27
Q

Probleem TCAs:

A

Inhiberen heropname van Serotonine, MAAR ook ongewenste inhibitie van NE, histamine, ACth en DA

28
Q

MAO-inhibitors zijn serotonine agonisten/antagonisten

A

Agonisten. Inhiberen afbraak van serotonine door MAO (afbreker) te remmen

29
Q

SSRI zijn serotonine agonisten/antagonisten

A

Agonisten. Blokkeren transporteiwit zodat serotonine langer in synaptische spleet is

30
Q

Heroïne, Morfine en Endorfinen zijn …

  1. Psychoanaleptica
  2. Psychodysleptica
  3. Psycholeptica
A

Psychodysleptica.

Zijn goedkoop en sterk verslavend, werken op meerdere neurotransmitters en receptoren

31
Q

Disinhibitie theorie over waarom mensen anders gedragen met drugs

A

Alcohol beïnvloed beoordelingsvermogen en rationele beslissingen (frontale cortex)

maar laat subcorticale instinctieve gedragingen intact (agressie, verlangen)

32
Q

Behavioral Myopia theorie voor waarom mensen op drugs anders gedragen

A

Neiging om alleen te reageren op acute en prominente prikkels, terwijl minder acute prikkels en gevolgen van acties worden genegeerd

33
Q

Aangeleerd gedrag voor waarom mensen op drugs anders gedragen

A

Gedrag tijdens drugsgebruik si deels aangeleerd en cultuur-afhankelijk

34
Q

Verslaving criteria

A
  • Fysiek afhankelijk
  • Psychologische symptomen
  • Afkickverschijnselen
  • Compulsief gedrag (craving)

Anders is het middelenmisbruik: chronisch overmatig gebruik

35
Q

Afgifte van hormonen door klieren wordt gereguleerd door een…

A

Hiërarchisch systeem van neurohormonen.

B.v. CRH -> ACTH -> Cortisol

  • CRH afgegeven aan hypofyse
  • Hypofyse geeft hierdoor ACTH af
  • ACTH stimuleert cortisol afgifte
36
Q

Glucocorticoïden

A

Stress-hormonen. Afgegeven in reactie op stressor.

B.v. cortisol, corticosteron.

37
Q

Snelle respons stress

A
  1. Stressor registratie
  2. Zenuwimpuls via Hypothalamus
  3. Acetylcholine via ruggenmerg
  4. Epinefrine via bijniermerg
38
Q

Langzame respons stress

A
  1. CRH-hormoon hypothalamus
  2. Hypofyse - ACTH
  3. Bloedbaan
  4. Bijnierschors
  5. Cortisol (glucocorticoïd)
39
Q

Is de lichamelijke reactie op angst en leuke stress hetzelfde?

40
Q

Exciterende synapsen komen met name voor op I Inhiberende synapsen komen met name voor op II

A

I: dendrieten II: cellichamen