H3 pt 2 Flashcards

1
Q

Celmembraan ((zenuw)cel) functie

A

Membraan rond de cel wat semipermeabel is. Scheidt intracellulaire van extracellulaire vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Nucleus ((zenuw)cel)

A

Celkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nucleair membraan ((zenuw)cel)

A

Membraan rond de celkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Endoplasmatisch reticulum ((zenuw)cel)

A

Verzamelplaats van de cel.
Lagen membraan waar eiwit verzameld wordt. Sporadisch rond celkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Golgi lichamen ((zenuw)cel)

A

Postcenter van de cel.
Verpakken eiwit en voorzien ze van
‘adres/postzegel’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Microtubuli ((zenuw)cel)

A

Transportnetwerk van de cel. Transporteren moleculen, gelegen richting axon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Celmembraan dikte

A

8nM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het celmembraan bestaat uit een kop … en een staart …

A

Kop = fosfaat, deze is hydrofiel. Bindt dus aan water.

Staart = vetzuur, deze is lipide. Bindt dus niet aan water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kanalen op het celmembraan beschrijving

A

Eiwitten die specifieke ionen doorlaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Poort op het celmembraan beschrijving

A

Eiwitten die specifieke ionen doorlaten als de poort open is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Pomp op celmembraan beschrijving

A

Eiwitten die actief transport regelen, dus pompen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De … (kanalen/poort/pomp) op het celmembraan zijn de enige vorm van actief transport van ionen.

A

Pomp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een nucleus is omgeven door een …

A

Nucleair membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Binnen een nucleus zijn …

A

Chromosomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Elk gen is een segment van …

A

DNA streng

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Allel beschrijving

A

Stukjes van chromosomen die een gen coderen. Deze kunnen dominant of recessief zijn

17
Q

Wet van Mendel: wat is het en wat zijn de wetten?

A

Beschrijft de kans van overerving op basis van de allelen van de ouders.

Je hebt 3 typen dragers:
- Normal: draagt het gen niet
- Normal carrier: draagt recessief gen
- Carrier: draagt dominant gen

18
Q

Homozygoot (DNA)

A

DNA-sequenties die gelijk zijn op beide allelen

19
Q

Heterozygoot (DNA)

A

DNA-sequenties die verschillend zijn tussen de 2 allelen

20
Q

Wild-type allel

A

Gevarieerd DNA, meest voorkomende type.

21
Q

Mutaties allelen resultaat

A

Doen meestal niets, maar kunnen in zeldzame gevallen ook nadelig of voordelig zijn.

22
Q

Sikkelcelziekte, taaislijmziekte, SNP zijn voorbeelden van …

A

Allel mutaties.

23
Q

Elke nucleus bevat … chromosoomparen (?)

24
Q

De gematchte paren van chromosomen vormen paren …. Deze bepalen …

A

1 - 22

Bepalen fysieke kenmerken en gedragsfuncties, zoals haarkleur en intelligentie.

25
Q

De geslachtshormonen zijn paren …

A

XX = vrouw
XY = man

26
Q

Zijn genetische afwijkingen van chromosomen altijd erfelijk?

A

Niet per se.

27
Q

Syndroom van down en Trisomie zijn het resultaat van …

A

Genetische afwijkingen van chromosomen

28
Q

… zijn de blauwdruk voor eiwitsynthese (alle eiwitten die we aanmaken) in het endoplasmatisch reticulum.

29
Q

De sequentie van basen in een gen codeert in welke vorm … verzameld worden en aan elkaar geplakt moeten worden om een specifiek eiwit te vormen.

A

Aminozuren

Dit zijn de bouwstenen van eiwitten. Een aminozuur is een klein molecuul met een aminogroep (-NH₂) en een carboxylgroep (-COOH).

30
Q

Volgorde klein naar grot

Aminozuren
Eiwitten
Basen
Peptiden
Cellen

A
  1. Basen
  2. Aminozuren
  3. Peptiden
  4. Eiwitten
  5. Cellen
31
Q

Aminozuren worden gecodeerd in DNA-sequenties van 3 nucleotide basen genaamd … en getranscribeerd op mRNA

A

Codons.

DNA bevat basenparen die in groepen van drie (= codons) worden gelezen.
Tijdens transcriptie wordt DNA omgezet in mRNA.

De codons in mRNA specificeren welk aminozuur wordt toegevoegd tijdens translatie in de ribosomen.

32
Q

Aminozuren zijn verbonden met elkaar door …

A

Peptideverbindingen

33
Q

Ketens van aminozuren heten …

A

(Poly)peptiden

34
Q

Lange peptideketens met een specifieke vorm heten …

35
Q

Kans op Huntington met 2 carriers? (Dominant)

A

3/4 kans op overerving

36
Q

Kans op Tay-Sachs met 2 normal-carriers? (recessief)

En met 1?

A

Bij recessieve genen heb je 2 dragers nodig om het over te erven.

1 Normal Carrier:
2/4 = Normal-carrier
2/4 = Normal

2 Normal Carriers:
1/4 = Tay-Sachs
2/4 = Normal-carrier
1/4 = Normal

37
Q

Kans op Huntington met 1 carrier? (Dominant)

A

Dominante genen erven al over met 1 carrier.

2/4 Huntington’s
2/4 Normal-carrier

38
Q

Beschrijf individueel (staan op volgorde klein naar groot)

Basen → Aminozuren → Peptiden → Eiwitten → Cellen

A

Basen → Dit zijn de bouwstenen van DNA en RNA (A, T, C, G in DNA; A, U, C, G in RNA).

Aminozuren → Dit zijn de bouwstenen van eiwitten. Een aminozuur is een klein molecuul met een aminogroep (-NH₂) en een carboxylgroep (-COOH).

Peptiden → Dit zijn korte ketens van aminozuren die door peptidebindingen aan elkaar gekoppeld zijn.

Eiwitten → Dit zijn lange, functionele ketens van aminozuren (polypeptiden) die een specifieke structuur en functie hebben.

Cellen → Dit zijn de kleinste functionele eenheden van leven, opgebouwd uit veel verschillende moleculen, waaronder eiwitten.

39
Q

Cranial en Spinal nerves zijn onderdeel van het … zenuwstelsel.