H4: Middelengerelateerde en verslavingsstoornissen Flashcards

1
Q

Twee soorten stoornissen in het gebruik

A

Middelenmisbruik
Middelenafhankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Middelenmisbruik

A

Een patroon van onaangepast gebruik van een middel dat significante beperkingen/lijden veroorzaakt
Minstens 12 maanden
Kenmerken (minstens 1): niet meer voldoen aan verplichtingen, fysiek gevaarlijk, in aanraking met justitie, voortdurend gebruik ondanks problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Middelenafhankelijkheid

A

Onaangenaam gevoel van gebruik dat leidt tot stoornissen of problemen
Minstens één jaar
Kenmerken (minstens 3): tolerantie, onthoudingsverschijnselen, verlangen, tijd en energie om aan stof te komen, langer/meer gebruiken dan voorgenomen, voortgezet gebruik ondanks kennis negatieve consequenties, verwaarlozen sociale, werk, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Twee soorten stoornissen door het gebruik

A

Intoxicatie
Onthouding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Intoxicatie

A

Het ontstaan van een reversibel middel-specifiek syndroom als gevolg van recent gebruik van een middel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Onthouding

A

De ontwikkeling van een middel-specifiek syndroom als gevolg van het staken (of verminderen) van het gebruik van het middel dat daarvoor aanzienlijk en van lange duur is geweest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Psychoactieve stoffen

A

Middelen die een bewustzijnsverandering teweegbrengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Drie soorten psychoactieve stoffen

A

Psycholeptica
Psychoanaleptica
Psychodysleptica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Psycholeptica

A

Alcohol, sedativa, opiaten
Dempende werking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Psychoanaleptica

A

Cocaïne, amfetamine, cafeïne, nicotine
Stimulerende werking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Psychodysleptica

A

Hallucinogenen, cannabis
Verstoring waarneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Alcohol

A

Probleemdrinker: > 1 binge per week (>6 glazen/keer/2uur)
Richtlijnen: max 10 glazen per week, gespreid, minstens 2 alcoholvrije dagen (recuperatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Diagnostiek

A

(Hetero)anamnetisch onderzoek
Lichamelijk- en laboratoriumonderzoek
Five-Shot-Test: hoe vaak? hoeveel? ergernissen? schuld? kater
CAGE: cut down? annoyed? guilty? eye-opener?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Etiopathogenese

A

Biopsychosociaal model
Medisch biologisch model: genetisch (man>vrouw), hersenziekte, neurotransmitters, leertheoretisch model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Behandeling

A

Prognose na 7 jaar alcoholonafhankelijk: 1/3 abstinent, 1/3 blijft drinken, 1/3 sterft binnen 10 jaar
Stepped care, motivering, detoxificatie
Volledige en stabiele abstinentie of gecontroleerd gebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vijf stadia behandeling

A
  1. Precontemplatie
  2. Contemplatie
  3. Beslissen en voorbereiden
  4. Uitvoeren
  5. Terugval
17
Q

Precontemplatie

A

Ziet geen verband tussen middelengebruik en problemen

18
Q

Contemplatie

A

Overwegen mogelijks verband tussen middelengebruik en problemen

19
Q

Beslissen en voorbereiden

A

Ziet verband tussen middelenmisbruik en wil er iets aan doen

20
Q

Uitvoeren

A

Verandering van middelenmisbruik

21
Q

Terugval

A

Ondanks pogingen terug excessief ongecontroleerd gebruik