H13: Persoonlijkheidsstoornissen Flashcards
Algemene clusters
Cluster A: vreemde, excentrieke cluster
Cluster B: dramatische cluster
Cluster C: angstige cluster
Persoonlijkheidsstoornissen cluster A
Paranoïde persoonlijkheidsstoornis
Schizoïde persoonlijkheidsstoornis
Schizotypische persoonlijkheidsstoornis
Cluster A
Excentriek, zonderling
Introvert: trekken zich terug uit sociale contact en beperkt in emotionele expressie
Cognitieve stoornissen en/of perceptuele stoornissen, soms met psychotisch karakter
Sociaal functioneren sterk aangetast
Persoonlijkheidsstoornissen cluster B
Borderline persoonlijkheidsstoornis
Narcistische persoonlijkheidsstoornis
Theatrale persoonlijkheidsstoornis
Antisociale persoonlijkheidsstoornis
Cluster B
Borderline: automutilatie, suïcidepogingen, eisend gedrag
Narcistisch: conflicten om zich heen die hij/zij aan anderen wijt
Theatraal: flamboyant gedrag
Antisociaal: normen en waarden
Persoonlijkheidsstoornissen cluster C
Ontwijkende persoonlijkheidsstoornis
Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis
Obsessieve-compulsieve persoonlijkheidsstoornis
Cluster C
Centrale kenmerk: angst (vermijdings-, vastklampend en controlegedrag)
Vallen niet op
Zoeken vaak oorzaak van hun problemen bij zichzelf en nemen weinig verantwoordelijkheid
Algemene kenmerken persoonlijkheidsstoornissen
Patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen die binnen cultuur van betrokkene afwijken van verwachtingen, patroon zichtbaar op twee/meer: cognities, affecten, beheersing impulsen, interpersoonlijke relaties
Star patroon, uit zich op breed terrein van situaties
Stabiel patroon, lange duur, al van adolescentie
Ontwikkeling persoonlijkheidsstoornissen
Begint in adolescentie of op jongvolwassen leeftijd en zijn daarna relatief stabiel
Beloop persoonlijkheidsstoornissen
Bij het ouder worden verliezen pathologische persoonlijkheidstrekken over het algemeen aan scherpte door neurobiologische veranderingen en maturiteit van de persoonlijkheid
Verschillen natuurlijk beloop
Antisociale persoonlijkheidsstoornis: weinig verbetering
Teruggetrokken en achterdocht cluster A: toename
Angst cluster C: toename
Borderline persoonlijkheidsstoornis: wisselend
Comorbiditeit persoonlijkheidsstoornissen
Andere persoonlijkheidsstoornissen (intracluster-comorbiditeit)
Aan middelen gebonden stoornissen
Angst- en stemmingsstoornissen
Etiopathogenese persoonlijkheidsstoornissen
Genetisch: onderliggende dimensies of persoonlijkheidstrekken (Cloninger, Big Five (OCEAN))
Psychologisch: trauma, hechting, disfunctionele cognitieve schema’s
Behandeling persoonlijkheidsstoornissen
Goed hanteren van de eigen (negatieve) tegenoverdracht
Psycho-educatie
Medicatie: SSRI
Cognitief-gedragstherapeutisch: dialectische gedragstherapie (constructieve vaardigheden, zinvol bestaan), cognitieve therapie, schema-focused therapie (aanpassen disfunctionele schema’s)