H4 - contact en communicatie Flashcards

1
Q

similarity-attraction-hypothese

A

aantrekkingskracht van gelijkheid

  • leidt tot vriendschappelijke gevoelens
  • wel moet men niet te veel op de ander lijken als je ergens goed in bent wil je niet dat de ander net zo goed of beter is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

attraction-similarity-hypothese

A
  • als je eenmaal bevriend bent denk je dat je op de ander lijkt
  • het idee van gelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

complementariteit

A

tegenovergestelde van similarity

- oude man met veel geld zoekt jonge vrouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

mere exposure (nabijheid)

A
  • wanneer je iemand af en toe ziet (bv 40 seconden schoolplein ophalen kind) dan vindt je die persoon al aardiger
  • geldt voor mensen maar ook voor objecten (kunst)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zelfonthulling

A
  • moet wederzijds zijn
  • niet te snel, want dat schrikt af
  • versterkt reciprocity of liking effect
  • belangrijk in de hulpverlening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

reciprocity of liking effect

A

het idee dat iemand anders je aardig vindt zort ervoor dat je die ander ook aardig gaat vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

factoren in de context waarin communicatie plaatsvindt

zowel bij zender als ontvanger

A
  • fysiek (omgevingsgeluid, doofheid)
  • psychologisch (verwachting van het gesprek, humeur)
  • sociaal (eerderer ervaringen met de ander)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

2 aspecten van een boodschap

A
  • inhoudelijk (letterlijke woorden)
  • relationeel (hoe opvatten, hoe men relatie ziet)

(het relationele aspect zorgt vaak voor problemen, toon van de boodschap)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

zender (boodschap)

ontvanger (geeft feedback)

A

coderen bedoelingen in boodschap

decoderen boodschap, interpretatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

misverstanden in communicatie

A
  • 2/3 van de misverstanden ontstaat omdat de toon van de boodschap niet prettig gevonden werd en men zich beledigd, gekwetst of aangevallen voelde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

metacommunicatie

A
  • communiceren over de communicatie en het onderlinge contact.
    belangrijke ascpecten:
  • timing (niet te vroeg)
  • pas op met directheid (beter het lijkt erop dat, ik heb de indruk dat…)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

communicatiestrategieën

A
  • convergent (zender past manier aan op ontvanger)
  • divergent (verschillen benadrukken)
  • maintanance (je eigen stijl blijven vasthouden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

maintanance

A
  • kan zijn dat allebei gezamenlijke maintenance laten zien of dat
  • zender of ontvanger het laat zien (asymetrische maintenance)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Roos van Leary

A
Boven - Onder
Samen-Samen
Tegen-Tegen
leidend  (Boven - Samen)
helpend (Boven - Samen)
meewerkend (onder - samen)
volgend  (onder - samen)
teruggetrokken  (onder - Tegen)
opstandig (onder - Tegen)
aanvallend (Boven - Tegen)
concurrerend  (Boven - Tegen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

samengedrag

tegengedrag

A

werkt convergentie in de hand
werkt divergentie in de hand (verschillen benadrukken)

vijandige houding coach werkt tegengedrag in de hand, beter te kiezen voor samengedrag: (Is er iets waar ik waarmee ik je kan helpen, laten we samen naar een oplossing zoeken)
zelfde geldt voor onder en bovengedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Pinto cultuurmodel

A

F-cultuur (fijnmazig, gedetaillieerde regels voor alles)
G-cultuur (grofmazig)
M- cultuur (mengeling van F en G) (Latijns Amerika)

17
Q

F-cultuur

A
  • collectivistisch ingesteld
  • relatie behouden erg belangrijk
  • nalezen alle gedetailleerde regels
  • men communiceert veel indirecter, meer in hints, minder snel kwetsen
  • ja, zeggen houdt in ik respecteer je ben vriendelijk gezind, zegt niet dat iemand het ook doet
  • durven bijna geen nee te zeggen,
  • eerst kletsen dan zaken doen
  • veel meer non-verbale communicatie (let op gebaren die anders opgevat kunnen worden)
18
Q

verschillen in cultuur met communicatie

A
  • de afstand fysieke afstand zitten
  • al dan niet hand schudden (niet in Japan)
  • gebaren
  • lichaamstaal
  • knikken in Griekenland = Nee
  • duim omhoog
  • oogcontact
19
Q

Theorie of Mind (ToM)

A
  • in kunnen leven in andermans perspectief
  • het begrip van en inzicht in de emoties, gedachten en andere mentale processen bij zichzelf en bij anderen en de gevolgen daarvan voor het gedrag
  • vanaf 3de jaar ontwikkeld
20
Q

psychologische toestanden die communicatie kunnen bemoeilijken

A
  • slechte Theorie of Mind
  • Angst (verlegenheid)
  • gebrek aan sociale vaardigheden
  • gebrek aan empathie
  • verslaafde
21
Q

Angst - verlegendheid

A
  • een attributiepatroon dat tegengesteld is aan het patroon voor zelfdienende attributies
  • fouten veroorzaak je zelf (intern)
  • wanneer het goed gaat heeft het externe oorzaak
  • men is zo met de angst bezig dat men niet aansluit dat men de boodschap van de ander ook niet goed kan decoderen, dit roept nog meer spanning op
  • zo ontstaat selffulfiling prophecy