H1: belang van menselijke relaties Flashcards

1
Q

stressniveau de laatste decennia snel toegenomen

A
  • snelle manier waarop maatschappij werkt
  • hogere eisen die worden gesteld aan manesn
  • economische recessie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

nadelen sociale relaties

A
  • conflicten
  • afgewezen voelen
  • buitengesloten voelen
    weegt toch niet op tegen voordelen sociale relaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

facebook impact

A
  • veel vrienden op facebook positief gevoel
  • veel facebook gebruiken, negatief gevoel
  • men laat zich alleen van beste kant zien, dat wekt afgunst in de hand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

4 vormen van sociale steun

A
  1. emotionele steun (luisteren, aanwezigheid)
  2. informationele steun (advies)
  3. instrumentele steun (iets doen)
  4. waarderende steun
  • het gaat overal om de waargenomen steun, niet de werkelijke steun
  • zelfs het idee steun te krijgen verlicht de stress (weten dat je beroep op iemand kan doen, indien nodig)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

emotionele steun

A

vrouwen: wanneer gevoel gesteund gezondere bloeddruk
mannen: hoe minder steun hoe meer overgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

onzichtbare sociale steun

A
  • de ontvanger merkt het niet (bv snel een klusje doen om de ander te ontlasten)
  • de gever kan het vervelend vinden dat het niet wordt bemerkt zorgt voor problemen soms
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

stress ervaren

A
  • alle gebeurtenissen positief en negatief veroorzaken stress
  • tegenwoordig vaak verhuizen en van baan wisselen klein getal impact maar frequentie heeft impact
  • hoe meer sociale steun ervaren hoe minder vatbaar voor negatieve invloed gebeurtenis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

anderen helpen

A
  • prosociaal gedrag of altruïsme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

redenen prosociaal gedrag

A
  1. mensen delen genetische band (inclusive fitness)
  2. het verbetert de eigen reputatie (competitive altruism)
  3. mensen voelen empathie voor de ander
  4. mensen zijn gemotiveerd om onlustgevoelens te verminderen (negative state relief-model)
  5. mensen zijn gemotiveerd om zich goed te voelen (mood enhancement)
  6. mensen ervaren plichtsbesef
  7. mensen streven naar wederkerigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

inclusive fitness

A
  • hamilton

- mensen vooral bereid personen te heleen met we ze genetische band hebben. Familie helpen is eigen genen helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

competitive altruism

A
  • men vertoont prosociaal gedrag omdat men dan populairer, geliefder wordt (BN-ers vaak goede doelen)
  • empathy ribbons = is bandjes en strikjes horen hierbij zo zie je dat iemand iets doet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

steun geven

A
  • het beste als het in balans is gever en de ontvanger geven en ontvangen beide evenveel
  • voor alle 7 theoriën is bewijs gevonden
  • empathie stimuleert hulpgedrag
  • gemiddeld vrouwen empathischer dan mannen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hulpverlenerssyndroom

A

het helpen van anderen is een manier om het zelfbeeld positief te houden, men moet helpen om zich goed te voelen
- dat zorgt ervoor dat cliënten niet zelf leert problemen op te lossen, hulpverlener te actief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

sterke positieve interdependentie

A
  • beter samenwerken
  • productievere samenwerking
  • door groepsdoelen gezamenlijk streven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

om goed te blijven samenwerken moeten de leden

A
  • het gevoel hebben dat iedereen evenveel voordeel heeft bij de groep
  • dat de opbrengsten eerlijk worden verdeeld
  • dat ze idee hebben rechtvaardigd behandeld te worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

sociaal dilemma

A
  • de keuze voor het individuele belang op korte termijn altij het meest oplevert
  • belangrijk is dat er sterke sociale normen heersen die het betreffende gedrag voorschrijven
17
Q

2 soorten sociale normen

A
  • descriptieve (denk dat wat anderen zullen doen)
  • injunctieve (wat hoort, ik hoor snoeppapiertje in prullenbak te gooien)

descriptieve veel meer impact

18
Q

onderdelen sociale netwerk

totaal 150 pers max

A
  • steungroep (erg close, steun zoeken bij crisis) (7 pers)
  • sympathiegroep (goed mee opschieten, overstuur als iemand uit de groep zou overlijden)(12-15 pers)
  • weakties (vrijblijvende contacten, vooral plezier en geen verplichtingen) (vaak voor informationele steun)
19
Q

ecogram

A
  • sociale netwerk van mensen in kaart brengen
  • grafische weergave
  • 3 soorten lijnen: ondersteunend, neutraal, gespannen
20
Q

inschakelen professionele hulpverlening

A
  • zorgt dat overbelast sociaal netwerk zich kan herstellen (geeft opluchting van beide partijen)
21
Q

eenzaamheid

A
  • discrepantie die mensen ervaren tussen het gewenste aantal sociale contacten en het daadwerkelijke aantal sociale contacten dat ze hebben
    2 soorten:
  • sociale eenzaamheid (isolement)
    -emotionele eenzaamheid (afwezigheid belangrijk persoon in het leven)
22
Q

wie is eenzaam

A
  • 15% nederlanders
  • vaker mannen dan vrouwen
  • vaker mensen minder goede gezondheid (ouderen)
23
Q

oplossen eenzaamheid

A
  • internet chat helpt ook bij ouderen (zijn wel minder steunend)
  • internet kan ook negatief werken, ten koste van echte sociale contacten, waardoor daarna nog eenzamer
24
Q

sociale identiteit

A
  • ergens bijhoren
  • hoort men ergens bij dan positieve impact op zelfbeeld, andersom voelt men zich buitengesloten en mislukt
  • zelfs kleine uitsluiting, niet gevraagd voor lunchen collega of overgeslagen bij taart kan slecht gevoel geven (vrouwen gevoeliger hiervoor)
  • nieuwsgierige mensen minder impact afwijzing, zijn meer open minded, kijken er van alle kanten tegenaan
25
Q

tips

A
  • heb oog voor achterliggende drijfveren
  • ecogram kan helpen sociaal netwerk in kaart te brengen
  • help menten te laten zien, uit te zoeken waar ze terecht kunnen, mocht er iets zijn, werkt ondersteunend
  • vraag waarom iemand sociale media gebruik en help hen selectief ermee om te gaan
  • heb oog voor motieven die mensen hebben anderen te helpen
  • zorg voor positieve interdependentie bij samenwerking
  • benadruk sociale norm t.a.v. gedrag als motivatie
26
Q

sociometerhypothese

A
  • Leary (2012)
  • gevoel van zelfwaardering fluctueert met de mate van sociale acceptatie en afwijzing die mensen ervaren

hoe sterk het gevoel dat mensen over zichzelf hebben is verweven met hun positie in een groep en de kwaliteit van hun relaties met anderen

27
Q

sociale-uitwisselingstheorie

A
  • mensen helpen anderen omdat ze verwachten nu of in de toekomst er iets voor terug te krijgen
28
Q

empathy-altruïsme-hypothese

A
  • Batson (1990)

- empathie is de belangrijkste reden dat mensen iemand in nood helpen, zonder eigenbelang de ander helpen

29
Q

Wat zijn, volgens wetenschappelijk onderzoek, de twee belangrijkste aspecten van ingrijpende levensgebeurtenissen, zoals ziekte of verhuizing, als het gaat om de invloed ervan op de gezondheid?

A

De ernst van ingrijpende gebeurtenissen en de frequentie ervan.

In zijn algemeenheid geldt dat hoe meer levensgebeurtenissen mensen meemaken hoe groter de kans dat ze stress ervaren en ziek worden, zeker als deze gebeurtenissen ernstig van aard zijn. Zie paragraaf 1.1.1 (pagina 21).

30
Q

Injunctieve normen

A

Geven aan wat mensen gewenst of ongewenst vinden (mensen moeten niet fietsen op paden waar dat verboden is).

31
Q

Descriptieve normen

A

Geven aan wat mensen denken dat anderen doen in een bepaalde situatie of wat ze anderen zien doen (Marianne ziet mensen fietsen op een pad waar dat verboden is).