H11 Apraxie Flashcards
Wat zijn de vier klassieke neuropsychologische syndromen?
- Apraxie
- Agnosie
- Amnesie
- Afasie
Apraxie betekent
- dat een patiënt niet meer in staat is tot het doelgericht uitvoeren van aangeleerde en betekenisvolle handelingen.
- De oorzaak van de apraxie mag niet komen door een primaire sensorische of motorische stoornis, door geheugen- aandachts- of begripsproblemen.
- Ook mag deze stoornis niet verklaard worden door een gebrek aan motivatie.
- Er worden een groot aantal vormen van apraxie onderscheiden. Doordat er heel veel soorten beschreven worden is het lastig om nog een eenduidige definitie van de term te geven.
Over het algemeen worden er twee hoofdgroepen apraxie onderscheiden:
- Ideatoire apraxie: bij deze patiënten ontbreekt het idee of het concept van motorische handeling, waardoor de patiënt niet weet wat er gedaan moet worden. Er is sprake van een verstoord actieplan.
- Ideomotore apraxie: bij deze patiënten is juist het concept van handelen wel intact, maar dit actieplan kan niet worden omgezet in motorische handelingen. De patiënt weet dus niet hoe hij een taak moet uitvoeren.
Na hoeveel procent na een linkszijdige CVA treedt er apraxie op?
Na een linkszijdige CVA treedt er in 30-50% van de gevallen apraxie op.
In welke fase van letsel is het mogelijk dat er spontaan herstel kan optreden bij apraxie?
Alleen in de acute fase van het letsel is er een mogelijkheid dat er spontaan herstel kan optreden. Wanneer er na de acute fase nog sprake is van apraxie zal deze hoogstwaarschijnlijk blijvend zijn.
Wat is een belangrijke reden waarom er weinig aandacht was voor de stoornis Apraxie?
De blijvende apraxie heeft een grote invloed op het dagelijks leven die eerder nog niet werd verondersteld. Mede om die reden was er weinig aandacht voor de stoornis. Uit recenter onderzoek blijkt dat apraxie een significante voorspeller is van het afhankelijk functioneren in het dagelijks leven een jaar na het ontstaan van het letsel.
Zijn er veel testen die apraxie kunnen diagnosticeren ?
Tests zijn schaars
De test om apraxie te diagnosticeren bestaan uit welke onderdelen?
- pantonime-voorwerpgebruik (in de lucht aangeven hoe een sleutel in het slot kan worden gedaan om de deur te openen),
- gebaren maken
- gebruik van voorwerpen in het echt.
Om apraxie te diagnosticeren worden ze in twee condities getest. Wat zijn deze en wat moeten ze doen?
- In de eerste conditie moet de patiënt de behandelaar imiteren
- in de tweede conditie krijgt de patiënt verbale verzoeken van de behandelaar om bepaalde behandelingen uit te voeren.
Waarom is het belangrijk om te kijken hoe de apraxie iemand zijn leven beinvloed? En hoe kan je hier onderzoek naar doen (erachter komen?)
- Dit is nodig om een goed behandelplan op te kunnen zetten.
- Om dit te onderzoeken kan gebruik gemaakt worden van de ADL-Observaties.
• Er worden onafhankelijkheidsscores gegeven voor bepaalde activiteiten uit het dagelijks leven van de patiënt.
Een handeling wordt in het kader van observatie in drie fases verdeeld.
- De eerste fase is de oriëntatiefase waarin informatieverwerking en besluitvorming plaatsvindt. Het doel hiervan is dat de patiënt een correct actieplan formuleert.
- In de tweede fase wordt de handeling uitgevoerd. Hierin vindt dus motorische actie en sturing plaats.
- In de laatste fase vindt controle plaats. Dit is ook de fase waarin de handeling wordt beoordeeld. Voor meer uitgebreide informatie over deze ADL-Observaties wordt er naar de website van het boek verwezen (www.neuropsychologischebehandeling.nl).
Welke tests naast de ADL-observaties zijn er?
- Andere tests waarbij observatie in het dagelijks leven ook centraal staat zijn de Assesment of Motor and Process Skills (AMPS) en de A-one test.
- Deze taken geven allebei een inzichtelijk beeld van de problemen in het dagelijks leven veroorzaakt door de apraxie.
- De AMPS beoordeelt cognitieve en motorische vaardigheden en de A-one is een ergotherapeutische methode van observatie waarmee in kaart gebracht kan worden welke gedragsneurologische stoornissen er aanwezig zijn en in welke mate taken zelfstandig uitgevoerd kunnen worden.
Waarom is het af te raden om cognitieve functie training uit te voeren met apraxie?
de aanwezigheid na de acute fase van apraxie een voorbode dat deze apraxie blijvend is. Om deze reden is het dan ook af te raden om cognitieve functietraining uit te voeren.
Waarom is het belangrijk om gebruik te maken van een training die te generaliseren is naar meerdere gebieden? En welke training heeft hierdoor de voorkeur en wat houdt het in?
• Door de grote problemen die er in het dagelijks leven zijn is het belangrijk om gebruik te maken van een training die naar meerdere gebieden gegeneraliseerd kan worden. Om deze reden verdient het gebruik van strategietraining dan ook de voorkeur. Bij deze training kan gebruik gemaakt worden van zowel interne als externe compensatiestrategieën. Ook kan de taak of de omgeving aangepast worden. Het is belangrijk om bij de behandeling van apraxie rekening te houden met een aantal punten:
- De training moet zich richten op het verbeteren van de uitvoering van taken die relevant zijn voor de patiënt.
- De training moet zich richten op een functionele en natuurlijke omgeving waarin de taak uiteindelijk ook uitgevoerd moet worden door de patiënt.
- Ook is het belangrijk om rekening te houden met comorbiditeit. Naast apraxie kunnen ook een tal van andere stoornissen voorkomen die de behandeling kunnen beïnvloeden.
Gevalsstudies
- In gevalsstudies worden casussen besproken van patiënten met apraxie. Er zijn veel studies gedaan naar de behandeling van apraxie.
- Zo werd er een training gericht op functioneel motorisch functioneren.
- Ook andere trainingen met tactiele en kinetische stimulatie werden gebruikt om de effectiviteit van strategieën te optimaliseren. Hiernaast zijn ook nog andere trainingen uitgevoerd maar geconcludeerd kan worden dat alle studies gericht op apraxie gebruik maken van het strategieleren.
- Het voordeel van het gebruik van deze strategietrainingen voor de patiënt zou moeten zijn dat deze in staat is het geleerde over te dragen op andere taken en situaties. Het blijkt echter dat dit in geen van de gevalstudies gebeurt en dat en geen generalisatie naar andere domeinen plaatsvindt.
Groepsstudies
Net als de individuele gevalsstudies zijn ook de groepsstudies voornamelijk gericht op het gebruik van strategietrainingen.