gehele Flashcards
Welke modellen zijn beschikbaar in de neuropsychologie en waar richten ze zich op?
Zijn vaak afkomstig uit de aangrenzende randgebieden van de psychologie en richten zich meer op diagnostiek en op conceptualisatie van stoornissen dan op de behandeling hiervan.
Wat is volgens Wilson (2008) belangrijk met betrekking tot een theoretisch kader en waarom?
niet tot slechts 1 theoretisch kader richten omdat de patiënt op verschillende vlakken beperkingen ondervindt.
Welke criteria benoemen Wood en Fussey over hoe een psychologische behandeling beoordeeld kan worden?
- Het bestaan van een theoretisch of conceptueel model waarbinnen klinische werkwijzen en mechanismen van gestoord functioneren met elkaar verbonden zijn.
- Een idee hebben van de wijze waarop cognitieve stoornissen na hersenletsel hun effect hebben op de dagelijkse vaardigheden en sociaal maatschappelijke onafhankelijkheid voor zowel de persoon in kwestie als diens omgeving
. - Beschikken over een set van procedures, gezamenlijk of individueel vormgegeven, om aan te grijpen op verschillende niveaus van functioneren en specifieke cognitieve beperkingen.
- Een methode om handen te hebben om verbetering en herstel te evalueren, kijkend naar zowel klinisch herstel als sociale en/ of functionele veranderingen.
Er wordt voornamelijk aandacht gegeven aan de tweede en derde criteria
Hoe wordt naar de invloed van een stoornis op het functioneren gekeken? Waar moet de neuropsycholoog naar kijken?
Kijkt naar de individuele behandeling van patent & adviserende rol binnen een multidisciplinair team. Hierdoor moet de neuropsycholoog kijken naar diagnostiek van cognitieve functiestoornissen, maar zeker ook kijken naar de emotionele, gedragsmatige en sociaal-maatschappelijke aspecten van het functioneren.
ICF model
Maakt een ordening op systematische wijze in aspecten van het menselijk functioneren die gerelateerd kunnen zijn aan een gezondheidsprobleem.
Binnen deze (ICF) ordening wort er op drie niveaus/ perspectieven naar het menselijk functioneren gekeken:
- Menselijke organismen (functies en anatomische eigenschappen) Stoornissen
- Menselijk handelen (activiteiten) Beperkingen
- Mens als deelnemer aan het maatschappelijk leven (participatie) Participatieproblemen
deze functionele problemen worden altijd veroorzaakt tussen een wederzijdse beinvloeding van iemand zijn gezondheidsproblemen en de context waarbinnen deze voorkomen.
Kanttekeningen van Wade bij het gebruik van ICF raamwerk
- De neurologische stoornissen zijn geen grijpbare of fysieke verschijnselen, maar worden slechts afgeleid door symptomen en gedrag.
- Het model biedt te weinig ruimte voor informatie die wel van belang is voor het vormgeven van de behandeling.
• Er is te weinig ruimte in het model om de kwaliteit van het leven voor en na het letsel weer te geven.
Hierin komen de termen uitvoering (performance), wat iemand in zijn omgeving doet en vermogen (competence), wat iemand kan, aan bod. Hierin wordt ook onderscheiden of diegene dit zonder of met hulpmiddelen uit de omgeving doet en kan.
- De geschetste eenduidigheid die er zou bestaan tussen stoornissen, beperkingen en participatieproblemen bestaat volgens Wade niet. Er is namelijk een grote discrepantie in de betekenis van een stoornis voor de ene patiënt en voor de andere.
- Ook worden de twee perspectieven participatieproblemen en beperkingen beschreven aan de hand van een standaard van een ‘gezonde’ persoon zonder aandoening.
- Hieruit blijkt dat de ICF vooral bruikbaar is bij het ordenen van informatie, maar dat er extra aandacht door de neuropsycholoog besteed dient te worden aan de interacties tussen stoornissen, beperkingen en participatieproblemen en alle externe factoren die hierop van invloed kunnen zijn
Interventies die neuropsychologisch van aard zijn:
Cognitieve revalidatie
Neuropsychologische revalidatie/behandeling
Klinische neuropsychologie
Cognitieve training
Functietraining
Vaardigheidstraining
Strategietraining
Cognitieve revalidatie is?
een behandeling die direct gericht is op de cognitieve stoornissen die het gevolg zijn van hersenletsel.
Neuropsychologische revalidatie/ behandeling is?
de behandeling die naast de cognitieve aspecten zich ook richt op emotionele, sociale en of gedragsmatige aspecten die het gevolg zijn van het hersenletsel. Het doel hiervan is om zo goed mogelijk om te leren gaan met het letsel en de voortvloeiende problemen hiervan.
De revalidatie vindt vooral plaats op de ICF niveaus participatie en activiteiten (zie tweede paragraaf hoofdstuk 2). Tijdens het revalidatieprogramma wordt er een therapeutisch leermilieu gecreëerd, waarmee een vervaging wordt aangeduid tussen de therapie en het functioneren buiten deze therapie.
Klinische neuropsychologie is?
een zeer brede definitie die alle werkzaamheden van de neuropsycholoog omvat die te maken hebben met de zorg voor de patiënt met letsel, waarbij patiënten met letsel in de breedste zin moeten worden opgevat. Hierbij gaat het dus zowel om aangeboren als om niet aangeboren hersenletsel.
Cognitieve training is?
dit is het deel van de cognitieve training dat zich richt op het specifiek aanleren van taken en vaardigheden. Hierin wordt weer een driedeling gemaakt:
Functietraining is?
ook wel cognitieve hertraining genoemd. Deze training gaat uit van het principe ‘drill and practice’, waarbij gedacht wordt door het herhaaldelijk oefenen en stimuleren er herstel van cognitieve functies zal plaatsvinden. Helaas is er nog nooit generalisatie aangetoond via deze functietrainingsmethode.
Vaardigheidstraining is?
hierbij vindt training plaats op taakniveau. De training richt zich vooral op praktische taken en activiteiten. Ook hierbij wordt herhaling bij het uitvoeren gebruikt om de geoefende taak beter uit te kunnen voeren. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van forward and backward chaining. Dit houdt in dat de moeilijkheid graad van de taak opgebouwd kan worden.
Strategietraining is?
Dit is een training waarbij een proefpersoon leert om de geleerde taak in meerdere contexten uit te kunnen voeren. Hierbij vindt dus generalisatie plaats. Hierbij gaat het om het aanleren van compensatiegedrag. Deze gedragingen kunnen zowel door de patiënt in gang gezet worden (interne strategieën) als door het inzetten van hulpmiddelen (externe strategieën).
In de praktijk is er geen duidelijke lijn tussen vaardigheidstrainingen en strategietrainingen.