Geschiedenis - Vragen leerstofoverzicht Flashcards

1
Q

referentiekader totaalkunst

A

= de kunst dat een totaalbeeld vormt bij gebouwen i het ‘genre’ barok bv. plafondschilderingen

Wat: cultureel
Waar: Europa
Wanneer:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

referentiekader homo universalis

A

Wat: wanneer je uitblinkt in verschillende domeinen, man die alles kan (bv Leonardo Da Vinci)

Waar: Wereldwijd

Wanneer: 1400-1600

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

referentiekader Leonardo Da Vinci

A

Wat: culutreel - humanist, schilder, beeldhouwer, uitvinder, architect, …

Waar: komt van Florentijns Republiek (Italië en Frankrijk)

Wanneer: 1452-1519 (15e-16e eeuw)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

referentiekader contrareformatie

A

Wat: cultureel - actie van de katholieke kerk op de hervormingsbeweging van Luther / tegen de reformatie zijn

Waar: (West-)Europa

Wanneer: 16e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

referentiekader reformatie

A

wat: cultureel - hervorming van het christendom

Waar: (West-)Europa

Wanneer: 16e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

referentiekader calvinisme

A

Wat: cultureel - protestantse godsdienst van Calvijn die focuste op de predestinatieleer (=alles is voorbestemd)

Waar: Genève / NDL / Europa

Wanneer: 16e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

referentiekader Luther

A

Wat: cultureel - eerste protestant, focuste op SOLA-leer

Waar: Duitse Rijk

Wanneer: 16e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

referentiekader sola-leer

A

Wat: cultureel - het individuele geloof dat bestaat uit: sola-scriptura, sola gratia en sola fide (Luther geloofde in de sola-leer)

Waar: ontstaan met Luther in Duitse Rijk / Europa

Wanneer: 16e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

referentiekader Vesalius

A

Wat: cultureel - humanist, focuste op natuurwetenschappen

Waar: Brussel

Wanneer: 1514-1564

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

referentiekader antropocentrisme

A

wat: cultureel - mens centraal (ipv god centraal)

Waar: Europa

Wanneer: 1400-1600 (15e 17e eeuw)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

referentiekader clair-obscur

A

Wat: cultureel - licht donker effect op schilderijen in de barok kunst, contrast tussen donker en licht

Waar: Europa

Wanneer: 1550-1700

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

referentiekader anglicanisme

A

wat: cultureel - opgericht door Hendrik VIII (conflict paus huwelijk)

waar: Engeland

wanneer: 16e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

referentiekader Hendrik VIII

A

wat: politiek - koning engeland die anglicaanse kerk oprichtte + nam kerkelijke bezittingen in beslag met goedkeuring parlement

waar: Engeland

Wanneer: 16e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

referentiekader heliocentrisme

A

Wat: cultureel - zon staat stil in het centrum en alle andere planeten draaien er rond (door Nicolaas Copernicus 1473-1543)

Waar: Europa

Wanneer: 15e -16e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

referentiekader empirisch onderzoek

A

Wetenschappelijke methode op basis van waarnemen en ervaring.

Wat: cultureel -> wetenschap,

waar: Europa

wanneer: 16de - 18de eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

referentiekader index

A

wat: cultureel - lijst verboden boeken door Concilie van Trente

waar: Europa

wanneer: 16e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

referentiekader rationalisme

A

wat: cultureel - wetenschappelijke methode op basis van redeneren en argumenteren (deductieve)

waar: europa

wanneer: 16e-18e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

referentiekader geopolitiek

A

Wat: politiek - de invloed van de aardrijkskundige ligging op de buitenlandse politiek

waar: europa

wanneer: 1500-1750

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

referentiekader pragmatieke sanctie

A

Wat: politiek - daarin verklaarde Karel V de Nederlanden voor eeuwig 1 en ondeelbaar

Waar: de nederlanden

Wanneer: 1549

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

referentiekader stroppendragers in Gent

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

referentiekader bloedplakkaat

A

Wat: politiek - door Karel V uitgevaardigde vorstelijke strafwetten om protestantisme uit te roeien

Waar: de nederlanden

Wanneer: 1550

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

referentiekader hertog van Alva

A

wat: politiek - aka ijzeren hertog, werd naar NDL gestuurd door FIlips II om orde te brengen maar bracht schrikbewind door Bloedraad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

referentiekader 80 jarige oorlog

A

wat: politiek - 80jarige oorlog tussen de spanjaarden en ndl leidt tot:
n=onaf calvanistische republiek en
z=behoorde nog tot monarchie

waar: nederlanden

wanneer: 16e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

referentiekader Plakkaat van Verlatinghe

A

wat: politiek - document waarin de XVII Provinciën Filips II afzetten als hun heerser

waar: in de Nederlanden (noordelijke gewesten

wanneer: 1581

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

referentiekader braindrain

A

wat: ? - vlucht van protestantse geleerden naar Noorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

referentiekader mercantilisme

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

referentiekader colbertisme

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

referentiekader Oliver Cromwell

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

referentiekader Glorious Revolution

A
30
Q

referentiekader Declaration of Rights

A
31
Q

referentiekader encyclopedie

A
32
Q

referentiekader censuur

A
33
Q

referentiekader John Locke: volkssoevereiniteit

A

wat: politiek - volk heeft hoogste macht

waar: Europa

wanneer 18e 19e eeuw

34
Q

referentiekader Montesquieu: scheiding der machten

A
35
Q

referentiekader Indian Summer

A
36
Q

referentiekader “No taxation without representation”

A

wat: politiek - kolonisten moesten belastingen betalen ad Britten -> in ruil eisten ze inspraak in Britse Parlement

waar: Amerika

wanneer 18e eeuw

37
Q

referentiekader Boston Tea Party

A

Wat: politiek - Britse ambassade dwong de kolonisten om thee uit China van hun te kopen -> de kolonisten (verkleed als indianen) gooide de thee in het water voor aandacht

Waar: Britse kolonies in Amerika

Wanneer 1773

38
Q

referentiekader Impeachmentprocedure

A
39
Q

referentiekader Déclaration des droits de l’Homme et du Citoyen

A

wat: politiek - verklaring vd rechten vd mens en vd burger

waar: Frankrijk

wanneer: 18e 19e eeuw

40
Q

referentiekader cijnskiesrecht

A

wat: politiek - alleen de rijke mannen mochten stemmen als ze belastingen betaalden

41
Q

referentiekader continentale blokkade

A

wat: politiek - blokkeren van de invoer en uitvoer van Engelse goederen (door Napoleon)

waar: fr/eng

wanneer: 18e - 19e eeuw

42
Q

kenmerken humanisme

A
  • individualisme en sterk
  • zelfbewustzijn
  • tekstkritiek en algemene kritische
  • ingesteldheid
  • antropocentrisme
  • homo universalis
43
Q

link humanisme & reformatie

A
44
Q

reactie van de kerk op de reformatie: contrareformatie

A
45
Q

kenmerken renaissance

A

beeldhouwkunst:
anatomisch juiste weergave
gespierde, naakte mensenlichamen
mens expliciet centraal zetten
natuurlijke houding door contrapost-houding
thema= religieus + KO

bouwkunst:
architecturale elementen uit de KO
koepels
symmetrisch evenwichtig
horizontale lijnen door friezen en architraven = veel harmonie

schilderkunst:
symmetrie/ evenwicht en geometrische opbouw
Realistische weergave: lijnperspectief
thema’s uit de KO + religieuze themas
kunstenaars zijn gekend: de mens staat centraal
nieuwe genres: portret kunst

46
Q

kenmerken barok

A

beeldhouwkunst:
anatomisch correct
schroefbeweging
diagonale lijnen
veel emotie + drama
niet in rust, veel beweging

bouwkunst:
veel versiering
druk: horizontale en verticale lijnen
totaal kunstbeeld-, schilder- en bouwkunst = één geheel en lopen in elkaar over, bv: plafondschilderingen

schilderkunst:
dramatiek: veel beweging en expressie
asymmetrie: geen evenwichtige compositie + veel diagonale lijnen
kleurgebruik: clair-obscur + felle kleurvlakken
(thema’s uit de KO + religieuze thema’s)
(kunstenaars zijn gekend: de mens staat centraal)

47
Q

leg uit dat in de 16e en vooral de 17e eeuw het wereldbeeld drastische verandert

A

wereldbeeld werd mechanisch -> god was niet echt meer nodig

de mens alleen na schepping god

48
Q

Karel V zorgt voor centralisatie in de Nederlanden: hoe?

A

streefde naar bestuurseenheid door:
- 1 landvoogd(es)
- centrale instellingen
- eenvorminge vorstelijke strafwetten (bloed)plakkaten

49
Q

Karel V heeft een wereldrijk: hoe verwoven?

A

Hij had een wereldrijk door huwelijkspolitiek en erfenissen van zijn ouders en grootouders + de kolonies van Spanje in Zuid-Amerika

50
Q

Karel V reageert hard op de religieuze verdeeldheid. Leg uit.

A

Hij wou eenheid in zijn rijk en richtte daarom het bloedplakkaat op om protestantisme uit te roeien?

51
Q

Bespreek 3 redenen waarom de inwoners in de Nederlanden moeite hadden met het beleid van Filips II

A
  • Traditionele autonomie van steden en gewesten
  • Geen tolerantie meer tegenover het protestantisme -> met als gevolg de Beeldenstorm (beelden van de katholieke kerk vernielen)
  • Adel weinig / geen inspraak
52
Q

Wat was het gevolg in de Nederlanden van het beleid van Filips II?

A
53
Q

Wat zijn de gevolgen voor de Nederlanden in 1648 met de vrede van Münster? (einde 80j oorlog)

A
  • Noorden: Onafhankelijke calvinistische republiek + bloeiende economie = republiek van de Verenigde Provinciën
  • Zuiden: Katholieke monarchale deelstaat van het Habsburgse wereldrijk
    ->Spaanse Nederlanden (1648-1713)
    ->Oostenrijkse Nederlanden (1713-1794)
54
Q

Vorstelijk absolutisme betekenis

A

Vorstelijk absolutisme= volledig macht hebben, alles alleen regeren.
Economisch= de controle van de economie (colbertimse)
politiek: wettiging (goddelijk en romeins recht)
cultureel: controle over het culturele leven (censuur en academies)
religieus: één religie, één nationale kerk (edict van nantes terugroepen, gallicansime)
administratief:
tradities (beleid v voorganger, erfelijk koningschap, centrale instellingen, steun v/d kerk)
militair
centralisatie

55
Q

Hoe uit het vorstelijk absolutisme zich op economisch, politiek, cultureel, religieus en administratief vlak?

A

Vorstelijk absolutisme= volledig macht hebben, alles alleen regeren.
Economisch= de controle van de economie (colbertimse)
politiek: wettiging (goddelijk en romeins recht)
cultureel: controle over het culturele leven (censuur en academies)
religieus: één religie, één nationale kerk (edict van nantes terugroepen, gallicansime)
administratief:
tradities (beleid v voorganger, erfelijk koningschap, centrale instellingen, steun v/d kerk)
militair
centralisatie

56
Q

Wat gaf Lodewijk XIV het recht om als een absolute vorst te heersen?

A

Romeins recht= de koning staat boven de wet + geen scheidng van staatsmachten

Goddelijk recht= de koning is een plaatsvervanger van God op aarde

57
Q

Welke keerzijde had de politiek van Lodewijk XIV? Bespreek de verschillende domeinen.

A
58
Q

Imago en belang van Versailles

A

opsluiten adel

59
Q

Engeland wordt een constitutionele parlementaire monarchie: verklaar wat hiermee bedoeld wordt.

verklaar ook het begrip constitutioneel en parlementair.

A
60
Q

Continuïteit in het beleid van de Tudors-Stuarts-Hannovers?

A
61
Q

Belang van de “glorious revolution” en de “declaration of rights”

A
62
Q

verlichting = verstand + vrijheid

Leg uit wat hiermee bedoeld wordt.

A
63
Q

Welke evoluties hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van de verlichting?

A

de buiten Europese contacten
de verschillende religies (na de reformatie)
de wetenschappelijke revolutie

64
Q

Leg het verband tussen Lodewijk XIV en de Franse Revolutie uit.

A

Lodewijk XIV had vorstelijk absolutisme en leefde luxueus wat er na lange tijd voor zorgde dat frankrijk bankroet werd en er een economische crisis was -> leidde tot de franse revolutie (ben niet zeker)

65
Q

Wat is de link tussen de Verlichtingsideeën en de Amerikaanse Revolutie?

A
66
Q

Fases in de Franse Revolutie

A

FASE 1 = nieuwe elite aan de macht (1789-1791)
Nieuwe elite vormde de nationale vergadering met als doel om een nieuwe grondwet op te stellen -> mocht niet van Lodewijk XVI -> bestorming Bastille
Uiteindelijk kreeg de elite hun zin (zie bundel)
FASE 2: Radicalisering revolutie (1792-1794)
Mislukte vluchtpoging koning & koningin -> terechtstelling met guillotine
Frankrijk wordt een constitutionele republiek: nieuwe grondwet met algemeen stemrecht

67
Q

Wat waren de aanleidingen tot de Franse Revolutie?

A

Verlichte ideeën = gelijkheid, scheiding der machten, vrijheid
Vorstelijk absolutisme= koning en koningin leefde decadent + bron van frustratie want hoge graanprijzen
Maatschappelijke ongelijkheid = standenmaatschappij
Economische crisis= armoede en hongersnood + werkloosheid + FR bankroet

68
Q

Wat was de rol van Napoleon?

A

hij deed (in fase 3) een staats greep en werd dan de keizer van FR, hij had zowel positive als negatieve aspecten
→ positief: eindelijk RUST in FR + vele praktische verwezenlijkingen van de verlichting
→ negatief: absolutisme + constante machtsdrang zorgt voor vele oorlogsslachtoffers in binnen- en buitenland + herinvoering slavernij
ook deed hij veel veld slagen
……?

69
Q

referentiekader Vrede van Münster

A

Wat: politiek - toen de Nederlanden onafhankelijk werden na de 80 jarige oorlog, de geboorte van Nederland

Waar: (noorden van) de nederlanden

Wanneer: 1648

70
Q

toepassingen van het humanisme

A