Chemie - ionenuitwisselingsreacties (p.196-215) Flashcards

1
Q

Wat zijn elektrolyten?

A

samengestelde stoffen die in gesmolten toestand en/of opgelost in water vrije ionen vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gaan gelijk geladen ionen elkaar aantrekken of afstoten?

A

afstoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Naar welke soort ionen kijk je bij elektrolytoplossingen?

A

tussen tegengesteld geladen ionen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn ionenuitwisselingsreacties?

A

reacties tussen tegengesteld geladen ionen van 2 elektrolyten in water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op basis van de gevormde reactieproducten bij ionenuitwisselingsreacties deel je de reacties in 3 dingen in. Welke?

A
  • reacties waarbij een vaste stof gevormd wordt. Er ontstaat een SUSPENSIE.
  • reacties waarbij een gas gevormd wordt. Er ontstaat SCHUIM.
  • reacties waarbij water gevormd wordt. Het blijft een HOMOGEEN MENGSEL.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een neerslagreactie?

A

een chemisch proces waarbij door het samenvoegen van elektrolytoplossingen vaste deeltjes in een vloeistof ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke formule past er bij neutralisatie?

A

HZ + MOH = H2O + MZ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe heet de tabel die aangeeft hoe goed oplosbaar een stof is?

A

de oplosbaarheidstabel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een gasontwikkelingsreactie?

A

Een chemisch proces waarbij door het samenvoegen van elektrolytoplossingen gasbellen in een vloeistof ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Met wat geef je het slecht oplosbare gas of dus neerslag in een reactievergelijking aan?

A

pijl omhoog of (g)
-> neerslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekent de pijl omhoog?

A

een gas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de essentiële ionenreactievergelijking?

A

Dat geeft de combinatie van de ionen weer die het gas vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de stoffenreactievergelijking?

A

Dat geeft de reactie weer met de formules van alle reagentia en reactieproducten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Reactievergelijking van H2CO3

A

H2CO3 -> H2O + CO2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er als je een zuur samenvoegt met een hydroxide?

A

Dan treedt er een neutralisatiereactie op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer is de neutralisatie enkel en alleen volledig bij een neutralisatiereactie?

A

Enkel wanneer de H+ionen en OH-ionen in stoichiometrische verhoudingen voorkomen.

-> evenveel H+ van zuur als OH- van het base.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ionisatie van H2O

A

H2O -> H+ + OH-

18
Q

aan wat is n(H+) gelijk?

A

n(OH-)

19
Q

geleid water elektrische stroom? Waarom?

A

nee

De concentratie van de ionen die ontstaat door het ioniseren van water is zeer klein.

20
Q

Aan wat zal de waterstofionenconcentratie in zuiver water gelijk zijn?

A

Aan de hydroxideionenconcentratie

21
Q

Wanneer spreek je van een neutrale oplossing?

A

Als de hoeveelheid stof van de waterstofionen gelijk is aan de hoeveelheid stof van de hydroxideionen: n(H+) = n(OH-)

22
Q

Wat gebeurt er met een zuur als je het aan water toevoegt?

A

dan ioniseert het

23
Q

Wanneer spreek je van een zure oplossing in symbolen?

A

n(H+) > n(OH-)

OF

c(H+) > c(OH-)

24
Q

Wanneer spreek je van een basische oplossing in symbolen?

A

n(H+) < n(OH-)

OF

c(H+) < c(OH-)

25
Q

Hoe minder H+ ionen en dus hoe meer OH- ionen in de oplossing aanwezig zijn, hoe … de oplossing is.

A

basischer

26
Q

Wat is de zuurtegraad van een oplossing?

A

een maat om aan te geven of een oplossing zuur, neutraal of basisch is.

27
Q

Wie voerde het begrip pH in als maat voor de zuurtegraad van een waterige oplossing?

A

Sorensen

(doorkruiste o met accent naar boven op)

28
Q

Wat is de eenheid van pH?

A

heeft geen eenheid

29
Q

Welke pH waarde heeft water?

A

7

30
Q

Wat is c(H+) in een neutrale oplossing?

A

10(-7) mol/l

31
Q

Wat is pH in een neutrale oplossing?

A

7

32
Q

Wat is c(H+) in een zure oplossing?

A

c(H+) > 10(-7) mol/l

33
Q

Wat is pH in een zure oplossing?

A

pH < 7

34
Q

Wat is c(H+) in een basische oplossing?

A

c(H+) < 10(-7) mol/l

35
Q

Wat is pH in een basische oplossing?

A

pH > 7

36
Q

Welke waarde bevat de pH-schaal?

A

tussen 0 en 14

hoe hoger, hoe basischer

37
Q

Wat is een zuur-base-indicator?

A

een organische kleurstof

De kleur is afhankelijk van de pH-waarde van de oplossing.

38
Q

Wat is het omslaggebied?

A

het pH-gebied waarin de kleurverandering gebeurt.

39
Q

Wat is een universele indicator?

A

Dat is een mengsel van versxchillende zuur-base-indicatoren waardoor de universele indicator voor meerdere pH-waarden een andere kleur aangeeft.

40
Q

Wat is een buffermengsel?

A

Dat zorgt ervoor dat de pH binnen bepaalde grenzen weinig verandert bij toevoeging van kleine hoeveelheden zuur of base.