Geneeskunde 1C2 HC week 3 - 23-5 Flashcards

1
Q

Wat is de incidentie en prevalentie van diabetes?

A
  • Incidentie: mannen 3,5 per 1000 en vrouwen 2,8 per 1000 (52.700 nieuwe patiënten)
  • Prevalentie: 160.000 in 1900 en nu 1,186 miljoen waarvan 10% diabetes type 1 heeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de kenmerken van diabetes type 1?

A
  • Pancreas maakt geen insuline (absolute insuline deficiëntie)
  • Ontwikkelt voor leeftijd van 30-35
  • Kans op ontwikkeling van diabetische ketoacidose
  • Zonder insuline kunnen patiënten niet functioneren/overleven
  • Negatief C-peptide (maat voor endogene insuline secretie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de kenmerken van diabetes type 2?

A
  • Relatieve insuline resistentie (vermogen insuline maken door pancreas neemt af)
  • Begon als hyperinsulinemie waardoor insulineresistentie optreed (lichaamscellen ongevoelig voor insuline)
  • Ontwikkeld vaak na leeftijd van 30-35
  • 85-90% van de patiënten is obees
  • Geen neiging tot ketoacidose door geen absoluut tekort
  • Niet afhankelijk van insuline voor overleving, wel controle van hyperglycemie nodig
  • Erfelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de pathogenese van diabetes type 1?

A

Auto-immuunziekte waarbij je antistoffen maakt tegen eilandjes van Langerhans of T-cellen die eilandjes van Langerhans kapot maken –> hierdoor geen insuline productie
- al aan de gang voordat symptomen ontstaan
- insuline is geen genezing voor diabetes type 1
- het is een chronische ziekte met op lange termijn ernstige complicaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe ziet het natuurlijke beloop van diabetes type 2 eruit?

A

Zie afbeelding!

  • Tijdstip -10 jaar: periode van insulineresistentie (opbouw) en hyperinsulinemie, hierdoor wordt de glucosespiegel na de maaltijd hoger
  • Tijdstip 0: diagnose diabetes type 2
  • Tijdstip 10 jaar: werking pancreas neemt af, hogere glucose levels na een maaltijd en bij vasten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn typische symptomen van diabetes?

A
  • Glucosurie: vermogen v.d. nier om glucose terug te reabsorberen is overbelast (glucosespiegel moet al 10-12 mmol/L zijn)
  • Polyurie (veel plassen): gevolg van osmotische diurese door glucose
  • Polydipsie (veel drinken): reactie op verlies van vocht en uitdroging
  • Polyphagie (veel eten): reactie op verlies van calorieën (glucose)
  • Gewichtsverlies: door excretie van calorieën in de urine, afbraak van spier- en vetweefsel of vochtverlies met de urine
  • Slapte, moeheid: door verminderde ATP productie
  • Wazig zien: reversibele zwelling van de lens door bloedsuikerspiegel stijging en dus andere breking van het licht
  • Slechte wondgenezing
  • Frequent infecties
  • Misselijkheid/braken: door diabetische ketoacidose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn specifieke symptomen van diabetes type 1?

A
  • Gewichtsverlies
  • Moeheid
  • Verlies van energie
  • Jeuk
  • Polyurie
  • Polydipsie
  • Diabetische ketoacidose (misselijkheid, braken, buikpijn, dehydratie leidend tot coma)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn specifieke symptomen van diabetes type 2?

A

Vaak slechts subtiele of geen subjectieve symptomen in het begin, hierdoor klachten toeschrijven aan andere mogelijke oorzaken
- Toegenomen dorst
- Meer plassen (polyurie)
- Moeheid
- Wazig zien
- Toegenomen frequentie infecties
- Schimmelinfecties (verhoogde bloedsuikerspiegel als voedingsbodem door verminderde immuniteit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de diagnostische criteria voor de diagnose diabetes?

A
  • Nuchter plasma glucose > 7,0 mmol/L (= 126 mg/dL (1 mmol/L = 18 g/dL)) (–> gebaseerd op kans op diabetische retinopathie)
    Of
  • Willekeurig plasma glucose > 11,1 mmol/L (= 200 mg/dL)
    Of
  • HbA1c > 6,5% (= 48 mmol/L)
    –> daarnaast is het pas diagnostisch bij het bestaan van typische symptomen (polyurie, polydipsie, symptomen hyperglycemie) en bij asymtpomatische personen moet je dubbel meten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer wordt de OGTT (orale glucosetolerantietest) gebruikt bij het diagnostiseren van diabetes en hoe wordt deze uitgevoerd?

A

Bijna nooit gebruikt, alleen bij grensgevallen of zwangerschapsdiabetes

Uitvoering: 75g glucose drank drinken en nuchter en 120 minuten na de inname de glucosespiegels meten en zie de tabel voor de uitkomsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is impaired glucose tolerance (IGT)?

A

Risicofactor voor de ontwikkeling van diabetes type 2
- Kan alleen met OGTT (orale glucosetolerantietest) worden vastgesteld
- Verhoogd risico op hart- en vaatziekten maar niet op microvasculaire complicaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is impaired fasting glucose tolerance (IFG)?

A

Nuchtere glucose tussen de 6,1 en 6,9 mmol/L (soms ook 5,6-6,9 gebruikt)
- Maar 1x bloed afnemen dus praktisch
- Verhoogd risico op diabetes type 2 en hart- en vaatziekten, maar niet op microvasculaire complicaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de overeenkomst/verschil tussen impaired glucose tolerance (IGT) en impaired fasting glucose tolerance (IFG)?

A

Er zit slechts matige overlap tussen personen met IGT en IFG
–> risico op diabetes type 2 en hart- en vaatziekten ook niet geheel vergelijkbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is HbA1c?

A

Geeft het % van de rode bloedcellen waarvan het Hb geglycosyleerd is –> weerspiegeling gemiddelde glucosegehalte in het bloed in de voorafgaande 6-8 weken
- zonder diabetes tussen 20-46 mmol/mol (4-6%), bij 48 mmol/mol of een stijging van 11 mmol/1% diabetes
- om effect van diabetes behandeling te monitoren en bij diagnose (bij geen verhoging, geen uitsluiting van diabetes)
- geen onderscheidt voor diabetes type 1 of type 2
- gebaseerd op dat rode bloedcellen 120 dagen leven dus werkt mits de leeftijd van rode bloedcellen normaal is
- in bloed bindt niet-enzymatisch glucosemolecuul irreversibel met N-eindstandig aminozuur van bètaketen van Hb wanneer [glucose] in bloed lang hoog is –> meer HbA1c bij langere tijd hoge [glucose]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waardoor kan glucosurie bij diabetes ontstaan?

A

Normaal geen glucose in urine, dus alleen als SGLT1 (90%) en SGLT2 (10%) (in proximale tubulus) hun reabsorptie limiet hebben bereikt
- Normaal per dag 180 gram gelucose reabsorptie
- Als glucosespiegel > 10-11,1 mmol/L zit en er een gemanifesteerde diabetes is
- Niet voor diagnostisch gebruik: pas bij veel te hoge [glucose] gebeurt dit (je loopt dan achter de feiten aan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe ontstaat een diabetische ketoacidose en hoe kun je het uitsluiten?

A

Bij ernstige insulinedeficiëntie neemt de lipolyse toe –> toename aanbod vrije vetzuren aan lever –> opname in de lever en gebruikt om mitochondriën ketolichamen te maken (acetoacetaat, aceton, bèta-hydroxybutyraat) –> grote schaal afgifte ketonlichamen aan bloed –> ketoacidose

Uitsluiten door bloedsuikerspiegel (verhoogd), pH (verlaagd) en ketonen (verhoogd) in het bloed meten –> absoluut ingrijpen (want risico op dehydratie acidose die in coma/dood eindigt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de acute complicaties van diabetes?

A
  • Glucosurie
  • Erge dorst
  • vaak plassen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de chronische complicaties van diabetes?

A

Microvasculair:
- Retinopathie; belangrijkste oorzaak van blindheid in westerse wereld, schade aan kleine vaten van retina, na 5 jaar niet meer reversibel, bij 25 jaar de diagnose heeft bijna iedereen er een vorm van (achtergrond) en een deel (40-50%) polyliferatieve rethinopathy heeft
- Nefropathie; schade kleine vaten in de nier, ontstaat als albumine uitscheiding toeneemt (microalbuminurie), bij > 30-500 mg/dag aantasting en kans op kunst nier (normaal <20), pas 5-15 jaar na begin diabetes (klaring urine neemt dan af)
- Neuropathie; een v.d. belangrijkste oorzaken voor amputaties

Macrovasculair:
- Atherosclerotische complicaties: cardiovasculair, cerebrovasculair of perifeer vascualair: grote kans op hart- en vaatziekten of bijv. een beroerte, hierdoor soms ook microalbuminurie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke complicaties zijn er vaak al bij het stellen van de diagnose van diabetes type 2 en hoeveel % van de patiënten heeft dit?

A

Zie de afbeelding!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer moet je de ogen (voor retinopathie), de nieren (voor nefropathie) en de voeten (voor neuropathie) onderzoeken in het proces van diabetes?

A

Ogen:
- Type 1: binnen 5 jaar vanaf de diagnose
- Type 2: bij de diagnose
+ elke 2 jaar controle en belangrijk voor of in de vroege zwangerschap

Nieren: microalbumine
- Type 1: binnen 5 jaar vanaf de diagnose
- Type 2: bij de diagnose

Voeten:
- Kijken naar afwijkingen in de voeten en uitval van zenuwen, gelijk uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de behandeldoelen van diabetes mellitus?

A
  • Normaliseren bloedsuikerspiegel tussen 4-8 mmol/L en symptomen hiermee behandelen: dorst, uitdroging, moeheid en vermagering
  • Voorkomen chronische complicaties
  • Voorkomen hyper-/hypoglycemieën
  • Zorgen dat iemand een zo normaal mogelijk leven kan leiden
22
Q

Wat is belangrijk bij het behandelen van (pre)diabetes?

A

Alle patiënten advies over dieet en leefstijl geven en:
- Controle gewicht
- Stoppen met roken
- Regelmatig lichaamsbeweging (5 dagen per week 30 min aan een stuk bewegen)
- Goede controle bloeddruk (soms ook cholesterol-remmer)

23
Q

Welke 4 mogelijkheden zijn er om diabetes te behandelen?

A
  1. Dieet
  2. Voldoende lichamelijke activiteit
  3. Tabletten
  4. Injecties
24
Q

Hoe kun je d.m.v. een dieet mensen met diabetes behandelen?

A

Zelfde dieet als dat van normale personen met:
- weinig suikers (niet suikervrij)
- relatief weinig snel absorbeerbare suikers (dus juist koolhydraten die langzaam worden opgenomen in de darm)
- veel voedingsvezels
- weinig (vooral verzadigd) vet

Dus:
- Eiwit: 1g/kg ideaal gewicht
- Vet: <35% van totale energie-intake (<10% verzadigd)
- Koolhydraten: 40-60% van totale energie-intake (<10% sucrose)
- Zout: <6 g/dag
- Alcohol: niet verboden (zijn wel veel calorieën)

25
Q

Hoe kun je d.m.v. lichamelijke activiteit mensen met diabetes behandelen?

A

Insulineresistentie neemt af door beweging
- 5 dagen per week voor 30 minuten achtereenvolgens
- regelmatige lichamelijke beweging reduceert progressie type 2 met 30-60%
- betere cardiorespiratoire fitheid zorgt voor laagste lang-termijn morbiditeit en mortaliteit
- altijd i.c.m. met dieet doen

26
Q

Hoe kun je d.m.v. medicijnen (tabletten) mensen met diabetes behandelen?

A

Met de volgende medicijnen:
- Metformine
- Sulphonylureum derivaten (insuline secretagoguen)
- Dipeptidyl peptidase (DPP-4) remmers
- Sodium-glucose-co-transporters 2 (SGLT2) inhibitors

27
Q

Hoe werkt metformine bij diabetes?

A

Activeert enzym AMP-kinase en reduceert hiermee de gluconeogenese (glucose output v.d. lever) en verhoogd de insuline gevoeligheid
- Insuline sensitizer (geen direct effect op insulinesecretie)
- Verlaagd HbA1c met gemiddeld 11-22 mmol/mol (1-2%)
- Goede eerste stap bij patiënten met obesitas
- Bijwerkingen: diarree, misselijkheid, verminderde eetlust en melkzuuracidose (zeldzaam)
- Contra-indicatie bij lever- en nierinsufficiëntie
- Veroorzaakt geen hypoglycemie
- Veroorzaakt geen toename in gewicht

28
Q

Hoe werken sulphonylureum derivaten bij diabetes?

A

Stimuleren endogene insuline secretie door aanzetten van eilandjes van Langerhans (stimulatie bèta-cel) –> onafhankelijk van glucosespiegel
- Werken zo’n 24 uur door lange halfwaardetijd
- Geven aan mensen die zelf nog insuline maken
- Bijwerkingen: toename gewicht, hypoglycemie
- Contra-indicatie bij lever- en nierziekten en bij zwangerschap

29
Q

Hoe werken dipeptidyl peptidase (DPP-4) remmers bij diabetes?

A

Versterken de werking van endogeen GLP-1 + matig glucose verlagend effect
- Meest effectief in vroege fase diabetes type 2
- Neturaal effect op gewicht
- Bijwerkingen: weinig maar nog niet helemaal duidelijk (langetermijneffecten ook niet)

30
Q

Hoe werken Sodium-glucose-co-transporters 2 (SGLT2) inhibitors bij diabetes?

A

Zorgen in de tubulus in de nier voor een verminderde terugresorptie van glucose –> glucosurie
- Betere glucose controle
- Gunstige effecten op hart- en vaatziekten en nierziekten
- Alleen bij type 2 diabetes, bij type 1 kans op ketoacidose
- Nadeel: hele hoge glucosespiegels in de urine zorgen voor urineweginfecties en uitdroging

31
Q

Hoe kun je d.m.v. injecties mensen met diabetes behandelen?

A

Kan d.m.v. 2 injecties:
- Insuline-injectie
- GLP-1 injectie (analogen) –> alleen diabetes type 2

32
Q

Hoe worden insuline-injecties bij diabetes patiënten gezet en welke variatie zit erin?

A
  • Elke dag zetten in het subcutane vet (onderhuids vetweefsel)
  • Na inspuiting vorming van hexameren door insuline, dit moet eerst uit elkaar vallen in dimeren en monomeren voor het opgenomen kan worden

Altijd intra-individuele variatie (verschilt per persoon van dag tot dag) en inter-individuele variatie (verschilt tussen verschillende personen) –> dus resultaat verschilt

33
Q

Welke factoren hebben invloed op de opname snelheid van insuline naar het bloed na een subcutane injectie?

A

Opnamesnelheid kan van dag tot dag tot wel 25% variëren
- Plaats van injectie: buik > arm > bovenbeen
- Huid temperatuur: warme temperatuur zorgt voor snellere opname + meer kans op hypoglycemie
- Lipohypertrofie: zwellen/atrofie van vetcellen door het telkens spuiten op dezelfde plek, hierdoor onvoorspelbare opname
- Perongeluk intramusculair injecteren: zeer snelle opname van insuline door goede doorbloeding

34
Q

Welke verschillende soorten insuline kun je spuiten m.b.v. injecties bij diabetes patiënten?

A
  • Kortwerkend humaan insuline: recombinant human insuline: menselijk gen voor insuline in bacteriën gebruiken –> hoge hoeveelheden zuiver insuline met een alfa en bèta keten (c-keten eruit geknipt), subcutaan afgegeven (vertraging door hexameren vorming), werkt na 30 minuten en piek na 2-4 uur, hierdoor maar werking van 5-8 uur (–> bij intraveneuze toediening maar halfwaardetijd van 6-9 minuten)
  • Insuline analogen: sleuteling aan insuline (bijv. aminozuren veranderen), hierdoor werking juist korter of veel langer maken (piek verleggen)
  • NPH-insuline: piek verlengt door toevoeging zink of NPH
  • Insuline detemir: vetzuurstaart, dus albuminebinding in bloed –> langzamer vrijkomen en langere werking

Zie tabel voor de belangrijkste soorten

35
Q

Hoe ziet een normaal serum insuline secretie profiel eruit?

A
  • Hele dag door constante minimale insulinespiegel aanwezig (anders ketoacidose)
  • Na iedere maaltijd pieken

–> deze fysiologie moet dus met behandeling worden nagebootst

36
Q

Hoe zou een conventionele insuline behandeling met insuline-injecties er op een dag uit zien?

A

Insuline mengsel met 30/70 (kortwerkend/middel-langwerkend insuline)
- 2/3 hiervan voor ontbijt inspuiten
- 1/3 hiervan voor avondeten inspuiten

Doel: steeds naast het normale serum insuline secretie profiel zitten gedurende uren van de dag, echter wel pieken ver na de maaltijd i.p.v. vlak erna

37
Q

Hoe zou een intensieve insulinetherapie behandeling met insuline-injecties er op een dag uit zien?

A
  • Basale insuline injectie: langwerkende insuline die zorgt voor een minimaal gehalte, voor glucose productie uit lever controleren en voldoende glucose opname naar perifere weefsels garanderen (voor tijdens vasten), ongeveer 50% van de totale dosis van de dag (0,5 units/kg/dag)
  • Bolus insuline: kortwerkende insuline voor elke maaltijd, voor glucose schommelingen direct na de maaltijd te controleren, de andere 50% van de totale dosis van de dag verdelen over 3 maaltijden

Doel: meer overeenkomst met normaal serum insuline secretie profiel

38
Q

Wat gebeurt er met de insuline die wordt geproduceerd in de bètacellen in de eilandjes van Langerhans?

A

Insuline wordt direct afgegeven aan de poortader –> hoge [insuline] bereikt de lever –> in de lever 20-80% klaring –> overig insuline komt in de grote circulatie terecht –> bij weefsels lage [insuline] door verdunning en eerdere klaring door de lever

39
Q

Hoe verschillen de concentraties insuline in het lichaam bij gezonde personen en diabetespatiënten die met insuline worden behandeld?

A

Gezond: [insuline] in de lever en poortader hoog en in de rest van het lichaam lager

Diabetespatiënten: [insuline] in systemische bloedbaan hoog en in de lever lager
–> insuline wordt subcutaan ingespoten en komt eerst in de systemische circulatie voor het door de lever kan worden geklaard

40
Q

Wat zijn de streefwaardes bij de behandeling voor diabetespatiënten voor de volgende gegevens:
- HbA1c
- Bloedsuiker voor de maaltijd
- Bloedsuiker na de maaltijd ?

A
  • HbA1c: onder de 7%
  • Bloedsuiker voor de maaltijd: tussen 4.4-7.2 mmol/L
  • Bloedsuiker na de maaltijd: <10 mmol/L

–> verschilt wel een beetje per persoon

41
Q

Hoe ziet de behandeling van diabetes type 2 eruit?

A

ALTIJD een diabetes dieet + fysieke activiteit (gecombineerd leefstijladvies)

–> pas als dit helpt ook medicatie geven (dus niet gelijk al zoals bij type 1):
1. Beginnen altijd met metformine
2. Als dit nog niet goed genoeg werkt dan keuze uit verschillende medicijnen (SU, GLP-1 agonist, SGLT2 inhibitor, DPP-4 inhibitor, basal insuline, etc.)

Behalve bij:
- uitgebreide atherosclerose: dan als eerste keus GLP-1 agonisten of SGLT2 inhibitors starten
- hartfalen: SGLT-2 inhibitors starten
- nierfalen: SGLT-2 inhibitor of GLP-1 agonist starten
–> dit zorgt voor een beduidend beter verloop als je dit in een vroeg stadium start

Daarnaast zal de pancreasfunctie ook progressief achteruit gaan dus hiervoor op termijn insuline injecties nodig –> belangrijk dat patiënten dit niet uitstellen omdat ze het als iets slechts zien
- Begin met basal insuline 10 units/dag of 0,1-0,2 units/kg/dag –> afhankelijk van hoe het gaat opbouwen met 10-15%

42
Q

Wat zijn incretines?

A

Hormonen die tijdens de vertering worden gemaakt door de darm en hierdoor de insulineafgifte van de pancreas aansturen in de bètacellen in de eilandjes van Langerhans
–> hierdoor sterkere insulineafgifte na orale glucose inname dan via intraveneus toegediende glucose
- Worden afgebroken door DDP-4

43
Q

Wat zijn de 2 belangrijkste incretines en waar worden deze geproduceerd?

A
  • GIP (glucose-dependent insulinotropic peptide/gastric inhibitory peptide): geproduceerd door K-cellen in het duodenum en jejunum, halfwaardetijd van 7 minuten
  • GLP-1 (glucagon-like peptide-1): geproduceerd door L-cellen in het ileum en proximale colon, halfwaardetijd van 1 minuut

Beide hormonen worden gesecreteerd door endocriene cellen in de darmwand als er meer glucose aanwezig is

44
Q

Wat is het effect van de aanwezigheid van meer GLP-1?

A
  • Stimulatie glucose-afhankelijke insulinesecretie
  • Remming glucagon secretie
  • Remmen maagontlediging (minder snelle voedselopname)
  • Remmen eetlust
  • Verbetert insulinegevoeligheid
  • Bij heel veel zul je ervan afvallen
  • In dierproeven blijkt dat het bètacellen in stand houdt en de functie ervan verbeterd
45
Q

Wat is de rol van incretines bij het ontstaan van diabetes type 2?

A
  • GIP spiegels zijn niet veranderd
  • GLP-1 afgifte is veel lager –> hierdoor ook verminderde insulinesecretie
46
Q

Wat is het effect van het geven van een GLP-1 infusie bij diabetes type 2 en wat is het probleem ervan?

A

Kan leiden tot een bijna normale bloedsuikerspiegel met goede pieken, doordat insuline-afgifte wordt gestimuleerd en glucagonsecretie geremd

Lang termijn
- effect dooft niet uit na een aantal weken (dus het lichaam raakt er niet ongevoelig voor)
- betere insulinegevoeligheid
- gewichtsverlies

Probleem: het is een eiwit dus kan niet oraal worden toegediend (afbraak door maagzuur) en het heeft een halfwaardetijd van 1 minuut

47
Q

Wat kun je doen om ervoor te zorgen dat je alsnog GLP-1 kan toedienen, maar dat het wel effect heeft?

A
  • GLP-1 analogen met een langere halfwaardetijd: bijv. exenatide, liraglutide, exenatide LAR
  • DPP-4 remmers: afbraak van GLP-1 remmen, bijv. sitagliptin, vildagliptin, alogliptin en saxagliptin
48
Q

Hoe werkt exenatide (GLP-1 analoog)?

A

Synthetische stof nagemaakt van het gliamonster en 50% overeenkomst met humaan GLP-1
- Ongevoelig voor DDP-4 afbraak en hierdoor >10 uur werkzaam in het bloed
- Gemiddelde bloedsuiker verbeterd (HbA1c) en goede nabootsing van stijgende spiegel na een maaltijd
- Beste werking bij toediening 1x per week
- Op lang termijn sterk gewichtsverlies
- Geen risico op een hypoglycemie
- Wel intraveneuze toediening
- Bijwerkingen; pancreatitis, misselijkheid, minder eetlust, braken, diarree, buikpijn

49
Q

Wat gebeurt er bij het geven van DDP-4-remmers?

A

Hoger plasma GLP-1, hoger [insuline] plasma en lagere bloedsuikerspiegel
- Alleen effect bij een werkzame GLP-1 productie
- Zorgen dat eilandjes van Langerhans langer vitaal zijn
- Orale inname
- Minder krachtig als GLP-1 analogen
- Werken ook op GIP
- Geen risico op een hypoglycemie
- Geen uitgesproken werking op het gewicht
- Veel minder bijwerkingen: soms luchtweginfecties

50
Q

Waardoor verlies je gewicht bij een Roux-en-Y gastric bypass (bariatrische chirurgie)?

A
  • Verkleinde maaginhoud
  • Maag en duodenum worden gebypassed
  • Een andere flow van gal ontstaat
  • Kortere blootstelling van voedsel uit de maag aan duodenum –> minder opname
  • Partiële vagotomie (zenuw doorhalen) draagt ook bij aan verminderde vertering van voedsel
51
Q

Welke invloed heeft een Roux-en-Y gastric bypass (bariatrische chirurgie)?

A

Na 10 jaar nog steeds gewichtsreductie
- Eerst 2 dagen toename hongergevoel o.i.v. ghreline, daarna neemt verzadigingsgevoel toe
- Versterkte afgifte van PYY en GLP-1 en toename insulinesecretie en GLP-1 productie
- Insulinegevoeligheid verbetert
- Mensen gaan meer bewegen
- Ernst diabetes neemt af (70% in 2 jaar genezen en na 15 jaar is dit nog 30%)
- Microvasculaire en macrovasculaire complicaties worden voorkomen
- Levensverwachting verbetert aanzienlijk