frans p150 - 152 Flashcards

1
Q

op 1 mei

A

le premier mai

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

op 16 september

A

le 16 septembre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

op dinsdag 23 juli

A

le mardi 23 juillet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

in de jaren 1990

A

dans les années 1990

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vandaag

A

aujourd’hui

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

(eer)gisteren

A

(avant-)hier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

(over)morgen

A

(après-)demain

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

nu

A

maintenant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

op dit ogenblik

A

en ce moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

volgende zaterdag

A

samedi prochain

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de dag voordien

A

la veille

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de dag nadien

A

le lendemain

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

enkele dagen geleden

A

il y a quelques jours

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

op dat moment

A

à ce moment-là

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

’s morgens

A

le matin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

’s namiddags

A

l’après-midi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

vanmiddag, deze namiddag

A

cet(te) après-midi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

’s avonds

A

le soir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

’s nachts

A

la nuit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

overdag

A

pendant la journée

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

om 15.45 u

A

à 15h45

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

voor de middag

A

avant midi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

rond de middag

A

vers midi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

om 12u, ‘s middags

A

à midi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
om middernacht
à minuit
26
deze week
cette semaine
27
vorige week
la semaine passée / dernière
28
volgende week maandag
lundi prochain
29
het weekend daarop
le week-end suivant
30
in januari
en janvier
31
in de maand juni
au mois de juin
32
in de zomer
en été
33
in de herfst
en hiver
34
in de lente
au printemps
35
in 2025
en 2025
36
in de 21e eeuw
au 21e siècle
37
elke dag / maand / jaar
chaque jour / mois / année
38
elke week
toutes les semaines chaques semaine
39
elke donderdag
chaque jeudi toutes les jeudis
40
om de 14 dagen
toutes les 14 jours
41
drie uur per dag
trois heures par jour
42
één keer per week
une fois par semaine
43
meerdere keren per jaar
plusieurs fois par an
44
één maandag op twee
un lundi sur deux
45
zelden
rarement
46
vaak, dikwijls
souvent
47
regelmatig
régulièrement
48
af en toe
de temps en temp
49
altijd
toujours
50
nooit
jamais
51
(gedurende) drie dagen
(pour) trois jours
52
gedurende de vakantie, tijdens de vakantie, in de vakantie
durant les vacances
53
gedurende vijf weken
durant cinq semaines
54
gedurende acht maanden
pendant huit mois
55
gedurende één jaar
pendant un an
56
lang
longtemps
57
op één uur tijd, in één uur
en une heure
58
op drie dagen tijd
en trois jours
59
over enkele uren
dans quelques heures
60
over één maand
dans un mois
61
sinds enkele uren
depuis quelques heures
62
sinds drie weken
depuis trois semaines
63
sinds 2018
depuis 2018
64
vanaf 17u
à partir de 17h
65
vanaf 's morgens
dès le matin
66
tot 8 u
jusqu'à 8h
67
tot 's avonds
jusqu'au soir
68
van 5u tot 7u
de 5h à 17h
69
van 10 tot 20 mei
du 10 au 20 mai
70
van 's morgens tot 's avonds
du matin au soir
71
entre midi et deux heures
tussen de middag en twee uur