Bio thema 1 functionele bouw van de cel (deel 1) Flashcards
wat zijn de verschillende organisatieniveaus (6) + micro, macro of submicro
-organisme (macro of micro)
- stelsel (macro of micro)
-orgaan (macro of micro)
-weefsel (micro)
-cel (micro)
-celorganel (micro of submicro)
wat is de biosfeer + onderdelen (3)
het deel van de aarde waar organismen voorkomen, het grootste en meest complexe niveau voor de levende wereld. (lithosfeer, hydrosfeer en atmosfeer)
wat is een ecosysteem
het omvat meerdere biotopen, waar populaties in een levensgemeenschap samenleven
wat is een cel
een functionele eenheid waaruit organismen zijn opgebouwd
uit hoeveel cellen is het menselijk lichaam opgebouwd
37 biljoen of 37 * 10^12
wat is een weefsel + vb
een groepering van cellen met een gelijkaardige functie en vorm
vb: planten: wortel met dekweefsel, vaatweefsel,…
dieren: maag met spierweefsel,…
wat is celdifferentiatie
het proces waarbij cellen steeds meer gaan verschillen in vorm en functie
wat zijn organen + vb
onderdelen van het lichaam met een specifieke functie, ze zijn opgebouwd uit samengestelde weefsels met een gemeenschappelijke taak
bv: het hart, longen,…
wat is een orgaanstelsel + vb
verschillende organen die samenwerken aan een grote taak
vb: spijsverteringsstelsel
wat is een organisme + vb
een levend wezen, een goed werkend geheel doordat verschillende stelsels samenwerken
vb: de mens
wat zijn de eigenschappen/verschillen van een prokaryoot (8) en een eukaryoot (7)
PROKARYOOT
- DNA los in cytoplasma,
naakt DNA (geen
histonen)
- eenvoudige structuur
- relatief klein
- ontstond 3,85 miljard
jaar geleden
- kunnen zelfstandig
leven
- kernmateriaal zonder
membraan (kernzone)
- kernmembraan, rigide
celwand, kapsel
- geen membraneuze
organellen (wel
ribosomen)
EUKARYOOT
- DNA in celkern,
meerdere chromosonen
(DNA ligt rond histonen)
- complexe structuur
- relatief groot
- ontstond 2,6 miljard
jaar geleden
- duidelijke kern met
kernmembraan
- alle celorganellen
- wel membraneuze
organellen en
celstructuren
in welke domeinen worden de prokaryoten opgedeeld
in de Archaea en de Bacteria
in welke domeinen worden eukaryoten cellen opgedeeld
in de Eukaryoten of Eukarya (alle andere organismen)
welk is het gene dat een verklaart hoe prokaryoten en eukaryoten cellen zijn ontstaan
de endosymbiosetheorie
hoe groot kan een lichtmicroscoop vergroten + hoen kleine cellen kan je dan zien
kan tot 2000 keer vergroten
je kan objecten tot 0,200 μm zien
hoe groot kan een elektronenmicroscoop vergroten
kan tot 10 000 000 keer vergroten
syno voor de inhoud van de cel
intracellulaire milieu
syno voor uitwendig milieu
extracellulaire milieu
begrip: totale inhoud van de cel
protoplasma
uit wat bestaat het protoplasma (2)
het cytoplasma en de celkern
uit wat bestaat het cytoplasma
uit een waterige vloeistof waar celorganellen, ionen en een netwerk van eiwitdraden in liggen
syno voor waterige vloeistof (in een cel) + uitleg
cytosol, het is rijk aan ionen en moleculen, zoals suikers en eiwitten.
syno bladgroenkorrels
chloroplasten
de vacuole van planten is groter / kleiner dan die van dieren
groter
wat zijn celorganellen
onderdelen van de cel die een bepaalde functie hebben, met of zonder membraanstructuur
bezitten dierlijke cellen en protozoa een celwand
NEE
wat is de functie van de celwand
- steun en bescherming geven aan de cel / het hele organisme
- het protoplasma beschermen tegen een ongunstig extracellulair milieu
uit wat is de celwand van schimmel opgebouwd
chitine, glycoproteïnen en glucaan
uit wat is de celwand van planten opgebouwd
cellulose, hemicellulose, pectine en lignine
opbouw en functie middenlamel
opgebouwd uit pectine, het is belangrijk bij het samenhouden van naburige cellen
wat is het plasmodesma
een klein spleetje in de celwand zodat cellen onderling moleculen kunnen uitwisselen
uit wat is de primaire celwand opgebouwd
uit cellulose
uit wat is de secundaire celwand opgebouwd + wat doen het
afzetting van houtstof (lignine) en kurkstof (suberine)
wat is de functie van het plasmabembraan
- begrenzing + het vormt een grens tussen het extracellulair en het intracellulair milieu waardoor het de in en uitvoer van stoffen in de cel kan regelen (transport, uitwisseling)
uit wat is het plasmamembraan opgebouwt
uit een dubbele laag van fosfolipiden
wat is de fosfolipide dubbellaag + hoe oriënteert die zich
het bestaat uit een hydrofiele kop (polair) en twee hydrofobe staarten (apolair). de staarten gaan zich weg van het water richten en de kop naar het water.
klopt het dat het plasmamembraan maar half-doorlatend of selectief permeabel is
ja, het laat niet alle moleculen door
waar of niet waar
glycoproteïnen zitten op vet en glycolipiden op een eiwit
NIET WAAR: glycoproteïnen zitten op een eiwit en glycolipiden op vet
voor wat zorgen de chloresterolmolecule
ze “zorgen” voor de beweeglijkheid van de cel, als er meer cholesterol op een molecule zit zal deze minder beweeglijk zijn
welke verschillende proteïnen bevinden zich op de fosfolipide dubbellaag (3)
- transportproteïnen
- glycoproteïnen en glycolipiden
- receptorproteïnen
welk is de functie van de glycoproteïnen en glycolipiden (suikergroepen)
- celstabiliteit
- identificatie van de cel door andere cellen of virussen
wat is de glycocalyx
een beschermende laag op basis van polysachariden die de dierlijke cellen bezitten rond de glycoproteïnen en -lipiden
wat doen de receptorproteïnen
binden specifieke moleculen, geven een signaal en een reactie in de cel word op gang gebracht
wat doen receptoreiwitten
ze spelen een belangrijke rol in de herkenning van ziekteverwekkers en gemuteerde cellen of kankercellen
geef de functies (4) van de glycocalix en een eigenschap
- bescherming celmembraan
- immuniteit
- celadhesie (vasthechting)
- bescherming tegen kanker
eigenschap: het is uniek voor elk individu
welke 2 soorten transport/stofwisseling heb je tussen cel en milieu
passief en actief transport
geef de kenmerken van passief transport (4)
- geen energie nodig
- gassen en kleine in wateroplosbare ionen en stoffen
- met de concentratiegradiënt mee (H -> L)
- diffusie en osmose
geef de kenmerken van actief transport (3) / (7)
- energie nodig
- tegen de concentratiegradiënt in
(L -> H) - endocytose, pinocytose, fagocytose en exocytose
wat is het cytoskelet
een intercellulair netwerk van proteïnevezels (een niet membraneus organel)
voor wat zorgt het cytoskelet (functies)
structuur, vorm en stevigheid in de cel + voortbeweging in en van de cel
uit welke 3 soorten proteïnevezels is het cytoskelet opgebouwd
- microtubuli
- microfilamenten
- intermediaire filamenten
leg de microtubuli uit (wat is het, functie, opbouw)
microtubuli zijn fijne onvertakte en buisvormige proteïnevezels opgebouwd uit tubuline. transportblaasje of vesikels kunnen zich voortbewegen via deze ‘snelwegen’. ze vormen ook de basis voor trilharen en zweepstaarten
leg de microfilamenten uit (wat is het, functie, opbouw)
microfilamenten zijn onvertakte proteïnevezels opgebouwd uit actine (en myosine), ze zijn dunner dan microtubuli en niet buisvormig. ze maken celbeweging of celcontractie mogelijk
leg de intermediaire filamenten uit (wat is het, functie, opbouw)
intermediaire filamenten zijn dikker dan microfilamenten maar dunnen dan microtubuli. ze verschillen van opbouw en samenstelling afhankelijk van het celtype. ze helpen met het juist positioneren van celorganellen in de cel.
het centrosoom bestaat uit 2 … of het …
centriolen / centriolenpaar
opbouw van een centriool
opgebouwd uit tubuline (eiwitbuisjes) en omgeven door een dichte massa proteïnen
negen perfect gerangschikte tripletten van microtubuli
functie van het centrosoom
essentiële rol bij celdeling
welk celorganel is het grootst en meest opvallendste
de celkern of nuleus
(zelfs met lichtmicroscoop zichtbaar)
wat zijn de functies van de nucleus
- controleercentrum van de cel
- bevat erfelijke informatie
door wat word de celkern omhuld + opouw hiervan
omhuld door het kernomhulsel, bestaat uit 2 fosfolipiden dubbellagen (binnenste en buitenste membraan)
hoe noem je de openingen in de kernmembranen
de kernporiën
met wat is het buitenste kernmembraan verbonden
met het ruw endoplasmatisch reticulum (RER)
wat doet het binnenste kernmembraan
het omgeeft het kernplasma of nucleoplasma
in welk deel van de nucleus bevind zich het DNA + in welke ‘vorm’
in het nucleoplasma
kan aanwezig zijn als chromatine of chromosomen
wat doet het kernlichaampje of nucleolus
het maak rRNA en ribosomale proteïnen aan
soort geheugensteuntje om chromatine en chromosoom uit elkaar te houden (op een afbeelding)
chromosoom is een bol wol, als je deze bol wol schud verander het in chromatine
komt de celwand voor bij planten en / of dierlijke cellen
alleen bij planten
komen membranen voor bij planten en / of dierlijke cellen
bij allebei
komt het cytoskelet voor bij planten en / of dierlijke cellen
bij allebei
komen centriolen en het centrosoom voor bij planten en / of dierlijke cellen
alleen bij dieren
komt de celkern voor bij planten en / of dierlijke cellen
bij allebei