duits woordenschat kapitel 1 (1) Flashcards
het avontuur
das Abentueuer
de activiteit
die Aktivität
het aanbod, de aanbieding
das Angebot
de uitstap, het uitstapje
der Ausflug
de brochure
die Broschüre
de fiets
das Fahrrad
de fantasie
die Fantasie
de vakantie
die Ferien
het vakantiepark
der Ferienpark
het openluchtzwembad
das Freibad
het voetbalveld
der Fußballplatz
het golfterein
der Golfplatz
de jeugd
die Jugend
het langlaufen
das Langlaufen
het paard
das Pferd
de prijs
der Preis
het programma
das Programm
de paardrijcursus
die Reitausbildung
het paardrijden
das Reiten
de rust
die Ruhe
de sauna
die Sauna
het zwembad
das Schwimmbad
de zomer
der Sommer
de zomervakantie
die Sommerferien
het plezier
der Spaß
het sportveld, speelterein
der Spielplatz
de sport
der Sport
de sporthal
die Sporthalle
de vakantie, het verlof
der Urlaub
het volleybalveld
das Volleyballfeld
de wandelkaart
die Wanderkarte
de (lange) wandeling
die Wanderung
de wandelweg
der Wanderweg
de winter
der Winter
de wintersport
der Wintersport
de rots
der Felsen
de streek
die Gegend
de natuur
die Natur
de sneeuw
der Schnee
het Zwarte Woud
der Schwarzwald
de zon
die Sonne
het strandbad
das Strandbad
de streek
die Region
het bos, het woud
der Wald
het water
das Wasser
de waterval
der Wasserfall
bezoeken
besuchen
bieden
bieten
blijven
bleiben
boeken
buchen
luieren
faulenzen
genieten (van)
genießen
(be)klimmen
klettern
houden (van)
lieben
bedoelen
meinen
huren
mieten
regenen
regnen
paardrijden
reiten
roeien
rudern
zich vervelen
sich langweilen
dromen
träumen
hier: doen (aan)
treiben
wandelen
wandern
zullen
werden
worden
werden
weten
wissen
vanaf
ab
avontuurlijk
abenteuerlich
verkrijgbaar
erhältlich
geleid
geführt
gunstig
günstig
nu
jetzt
trouwens, overigens
übrigens
vermoedelijk
vermutlich
misschien
vielleicht
waarschijnlijk
wahrscheinlich
wonderbaarlijk
wunderbar
geen idee
Keine Ahnung
daar heb ik vandaag geen zin in
Darauf habi ich heute keinen Bock
waar heb je zin in
Worauf hast du Bock
Worauf hast du Lust
akkoord
Einverstanden
ik zie er al naar uit
Ick freue mich schon
gelukkig
Zum Glück
kijk eens
Guck mal
naar hartenlust
Nach Herzenslust
tof idee
Tolle Idee
dat klopt
Stimmt
Freiburg is een bezoek waard
Freiburg ist einen Besuch wert
de sauna staat u ter beschikking
Die Sauna steht Ihnen zur Verfügung
vervoeging sein
Ich bin
Du bist
Er ist
Wir sind
Ihr seid
Sie sind
vervoeging habe
ich habe
du hast
er hat
wir haben
ihr habt
sie haben
vervoeging mögen
ich mag
du magst
er/sie/es mag
wir mögen
ihr mögt
sie mögen