Epitheel Flashcards
(33 cards)
de primaire weefsel
- epitheel
= dekweefsel - bind- & steun weefsel
- spierweefsel
- zenuwweefsel
functies epithelia
epitheel ≈ alles boven basale membraam
- bekleden of bedekken van oppervlaktes = huid
- opname van stoffen = darmwand
- afscheiden van stoffen = klieren
- opnemen van prikkels = neuro-epitheel
- samentrekken = myo-epitheel
oorsprong epithelia
ectoderm = huid, mond, neus holte
mesoderm = nier
endoderm = spijsverteringsstelsel, klieren (lever & pancreas)
classificatie van epitheel
bedekkend epitheel
- 1 lagig epitheel
– plat/plaveiselepitheel
– kubisch epitheel
– 1lagig cilindrisch epitheel - meerlagig epitheel
– verhoorned meerlagig plaveiselepitheel
– niet-verhoorned meerlagig epithaal
– meerlagig cilindisch epitheel
– overgansepitheel - meerrijig epitheel
- neuro-epitheel
- myo-epitheel
1 lagig epitheel
- 1lagig plat/pleveiselepitheel
voorkomen: lis van Henle in nierbuisje, vliezig labyrint in oord - kubisch epitheel
voorkomen: klieren & kliergangen vb schilklierfollikes & nierbuisjes = nefronen - 1lagig cilindrischepitheel
voorkomen: darmkanaal vanaf slokdarm
meerlagig epitheel
- verhoorned plaveisel epitheel
voorkomen: huid
basale membraam = kubisch/cilindrisch
-> platter
oppervlak = platte hoornschilfers ≠ kern - niet-verhoorned plaveisel epitheel
voorkomen: slijmvliezen vochtige holten vb: mond, anus & vagina
≈ verhoorned behalve:
oppervlak = platte cellen die kern behouden - meerlagig cilinderepitheel
voorkomen: conjunctiva oog, uitvoersgangen klieren & urethra - overgangs epitheel
voorkomen: urinewegen = blaas, ureter & proximaal urethra + pseudo meigs bronchi
oppervlakkig = grote cellen
lumen = bolvormig
-> vormverandering bij uitrekking blaas - meerrijig epitheel = pseudomeerlagig
voorkomen: trilhaarepitheel luchtwegen
≠ meerdere lagen
-> cellen liggen op verhschillende hoogtes - sommige cellen niet tot oppervlakte/basale membraan
andere vormen van bedekkend epitheel
- neuro-epitheel
voorkomen: cellen van smaakknoppen
gespecialiseerd in sensorische functie
-> afferente zenuwen innervatie
≠ neurosensorische cellen: eigen uitlopers - myo-epitheel
voorkomen: secretroire delen zweetklieren, speekselklieren & melkklieren
mogelijkheid tot contractie
ontstaan klierepitheel
- proliferatie van bedekkend epitheel
- binnendrining onderliggend weefsel
- differentieren
- klierepitheel
- productie macromoleculaire stoffen ≠ bloed of weefsel vloeistof
- opslag in druppels of geen opslag
- endocriene of exocriene afscheiding
soorten klierepitheel
- 1 cellig
= geisoleerde klieren
vb: slijmbekercel darmepitheel & trachea - meercellig
= celgroepen
= meeste klieren
-> omliggend kapsel met septa die verdelen in klierlobben
-> bloedvaten & zenuwen kunnen alles bereiken
– - exocriene klieren
= klierafvoergangen
= afgeven aan ruimte naast oppervlakkig epitheel
≠ doorboren lamina basalis
– enkelvoudige klieren
– samengestelde klieren - endocreine klieren
≠ kleirafvoergangen
= rechtstreeks aan bloed afgeven
= doorboren lamina basalis
soorten lozing klieren
1) endorcrien
= afgeven aan bloed
- strengen die samen hangen met bloedcapillairen
voorkomen: bijnier, bijschildklier, hypofyse voorkwab - vesiculaire type
= cellen rond follikel gevuld met vloeitstof
voorkomen: schildklier
2) exocrien
= afgeven aan lumen
- eccriene secretie
= netto lozing - apocriene secretie
= deel van cytoplasma gaat mee
vb melkklier = vetdruppels omgeven door membraan - holocriene secretie
= cellen als geheel
vb talgklier huid
exocriene klieren
secretoir deel
-> secreetproducerende cellen & afvoercellen
= product afvoeren
-> kunnen invloed watergehalte & inonenconcentratie
vb: speekselklieren
vormen
- tubulair = buizen
- gewonden tubulair = gewonden buizen
- acinair = bolvormig
-> tubulo-acinair = samenstelling
- enkelvoudige klieren:
1 onvertakte afvoering - samengestelde klieren
vertakte afvoering
combinaties exo&endocriene klieren
lever
- gal naar afvoergangen = exocrien
- palsma-eiwitten aan bloed = endocrien
–> dezelfde cellen
pancreas
- spijsverteringsenzymen = acinaire cellen = exocrien
- insuline & glucagon = eilandjees van Langerhand = endocrien
–> andere cellen
lagen epitheel
epidermis = epitheel
lamina basalis
lamina propria
- dermis = bindweefsel
- hypodemris = vetlaag
-> epidermis + lamina’s = muscosa
voeding epitheel
geen bloedvaten door lamina basalis
= voeding door diffusie lamina baslis & propria
= voeding afhankelijk van dichtheid lamina’s
- dikte bepaling van epitheel
-> papillen die zich uitsteken in de lamina basalis = vergroting contact opp
-> circulatie vloeistof
-> maculae adhaerentes
lamina propria
= los bindweefsel
- rijk aan cellen
- fibroblasten, lymfocyten, plasmacellen, macrofagen, eosinofiel leukocyten & mastcellen
F. ondersteuning, bindingsplaats & voeding voor epitheel
-> onregelmatigheden vergroten oppervlakte
regeneratie epitheel
-> voortdurende regeneratie
darm = 1 lagig epitheel: 1-4 dagen
huid = meerlagig epitheel: 2-3 weken
pancreas: vele maanden
mitose aan lamina basalis = kiemlaag = stratum germinativum
-> verschuiven naar oppervlakte
-> cellen aan oppervlakte worden afgescheiden
= afschilferen
metaplasie
= verandering naar andere soort
= zowel reversibel/vrijblijvend
-> door fysiologische of pathologische omstandigheden
- rokers = meerrijig trilhaarepitheel brochii -> meerlagig plaveiselepitheel
- vitamine-A-tekort = meerrijig trilhaarepitheel bronchii & overgangsepihteel urineblaas -> meerlagig plaveisel epitheel
cellen die ionen transporteren
voorkomen: cellen van nierbuisjes, cilindrische/kubisch epitheel, cellen speekselbuizen
kenmerken
1) dipe invaginaties = vergroten celoppervlak
2) interdigiaties met omliggende cellen
3)
= veel kanalen/pompen
= actief transport
= eiwitten & energie verbruik
goed zichtbare nucleus, goed RER & GA, veel mitoch
4) goed cytoskelet voor transport eiwitten
nieren: bloedzuiveren door filtratie
+ water & ionen recuperen
cellen die door pinocytose transporteren
voorkomen: endotheel bloedcaten & mesothees lichaamsholten
kenmerken:
1) weinig celorganellen
2) veel pinocytose baalsjes aan basale/apicale membraan
3) goed cytoskelet voor transport
-> macromoleculen door membraan passeren
cytopempsis = endocytose -> exocytose
cellendie chemische boodschappers transporteren
= reguleren van metabolisme
- neurocriene cellen
voorkomen: zenuwcel
= synaps tussen receptor cel
-> afscheiding in synaptische spleet - paracriene cellen
voorkomen: mastcel
= histine afscheiding
-> reactie endotheelcellen - endocreine cellen
productie eiwitten/steroïden/actieve aminen
-> afgevenaan bloed -> naar doelcellen
eiwit-synthetiserende cellen
voorkomen: alle cellen = vervanging celorganellen
- synthese op vrije ribosomen
- synthese op RER
-> product in vesikels
kenmerken
1) goed RER
-> lange werpige cisternen ER met langwerpige mitoch
2) goed GA vol met secretie granulen
3) duidelijke nucleus met fijn verdeeld chromatine
-> werking RER = basofiel plasma
voorbeelden eiwit-synthetiserende cellen
1) neutrofiele/eosinofiele granulocyten + macrofagen
–> lystische enzymen -> vesikels -> intercellulaire vertering
2) plasmacel & levercel
–> direct uitscheiden product
3) fibroblasten
4) acinaire cellen
accinaire cellen
- basaal = sterk RER = basofiel
- centraal = ronde kern met fijn verdeelde chromatine
- apex van cel = opslag van uitscheidingstoffen = acunis piramide met polaire bouw
voorkomen
- pancreas = verteringsenzymen
- parotis
APUD-process
= polypeptide ketens van laag moleculair evenwicht produceren
= hormanale productie
vb eilandjes van langerhand in pancreas
oorsprong: neurale lijst
APUD-process = amino precursor uptake & decarboxylation
= productie biogene aminen
1) tyrosine
2) dopamine
3) aminozuur-decarboxylase
= enzym
4) afwerking in GoA
5) biogene aminen opslaan
= noradrenaline, adrenaline! & 6-hydroxytrptamine