Celdeling Flashcards

1
Q

celgroei

A
  1. toename volume van cel
    - door meer anabole producten dan katebole afbraak
    - onomkeerbaar
  2. maximun
    - bereiken = delen
    - diffusie mogelijkheid K
    - afstand tot kern = controle centrum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

delen van de celcyclus

A

= groei-duplicatie cyclus

  1. interfase
    - G1-fase = 1e groeifase
    - S-fase = synthese fase
    - G2-fase = 2e groeifase
  2. M-fase
    - mitose
    - meiose

-> regulatie door CDC-genen
- cell devision cycle genes
- enzymen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

G1-periode

A

= 1e groeiperiode
= net na deling
= 10u, korter bij sneller ontwikkelende mechanismen

omzetten chromatide
- vorming van chromatine draden
- vorming kern
- histonen rond chromatine wikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

S-periode

A

= syntheseperiode
= verdubbeling DNA
= DNA-replicatie
= 7-8 u

  1. onwikkelen van dubbele helix structuur = DNA-tropoisomerase
  2. verbreken purine x pyrimidine binding = DNA-helicase

—> op meerdere plaatsen tegelijk

  1. binden met RNA-primase om te voorkomen opnieuw te binden = DNA-primase
  2. primers van DNA afhalen = exonuclease
  3. verdubbelen van DNA = DNA-polymerase
    - DNA werkt in 5’-3’ = leesrichting
    - 3’-5’ DNA = leadingstrand = continue aanmaak
    - 5’-3’ DNA = laggingstrand ≠ contineu aanmaak
    - deeltje in leesrichting maken, achteruit springen, deel maken = okazaki-fragments
    - okazaki-fragments aan elkaar hechten door DNA-ligase
  4. 2 nieuwe DNA strengen gevormd
    - 1/2 oude streng
    - 1/2 nieuwe streng
    - semiconservatief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

enzymen DNA-replicatie

A

DNA-polymerase
DNA-helicase
DNA-ligase
DNA-primase
DNA-troposiomerasen
Exonucleasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

DNA-polymerase

A

enzym
= synhtese DNA-moleculen katalyseren
- desoxyribonucleotide
- werken in paren: dubbele streng
- 40 nucleotiden/sec

desoxyribonucleosidetrifosfaat + DNAn <=> difosfaat + DNAn+1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

DNA-helicase

A
  1. klasse van enzymen
    - 95 niet reductante enzymen
    - 64 RNA-helicases
    - 31 DNA-helicases
  2. ontbinden van DNA
    - motoreiwitten
    - bewegen langs nucleïnezuurfosfodiësterskelet
    - ATP-hydrolysatie voor energie
  3. voorkomen in processen
    - uitpakken genen katalyseren
    - DNA-duplicatie
    - translatie
    - transcriptie
    - recombinatie
    - DNA-reparatie
    - ribosoombiogenese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

DNA-ligase

A

enzym klasse
samenvoegen DNA-stregen katalyseren
= fosfodiësterbinding

processen
- herstellen enkelbreuken
- herstellen dubbelbreuken = DNA-ligase IV
- DNA-replicatie
- DNA-reparatie
- okazaki-fragments aan elkaar binden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

DNA-primase

A

enzym
= primers op enkele streng binden
= kort RNA-segment op DNA binden
= type RNA-polymerase
-> voorkomt dat beide strengen terug aan elkaar binden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

DNA-topoisomerasen

A

klasse enzymen
- isomerase klasse
- topologisch probleem oplossen
- dubbele helix/supercoiling verbreken
- DNA-substraat = DNA-product = behoud van genetische code

  1. DNA-subtraat
  2. binden op fosfaatruggengraad van 1 of beide strengen
  3. breken
  4. afwikkelen
  5. binden
  6. DNA-product
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

exonucleasen

A

enzym klasse

  1. binden aan 3’ of 5’ uitende
  2. fosfodiësterverbinding hydroleseren = primer verwijderen
  3. naar binnen toe werken
  4. spontane binding beide DNA-strengen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

G2-periode

A

= 2e groeiperiode
= 4-5u
- kortere chromatinedraden
- controle van de DNA-replicatie door gespecialiseerde eiwitten

  1. mismatch repair
    - originele keten markeren met methyl groepen
    - verschillen controleren
  2. base exicion repair
    - 1 base uitknippen & vervangen
  3. nucleotide exicison repair
    - hele strook wegknippen
    - vervaning door DNA-polymerase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

M-fase

A
  1. mitose
    - diploïde cellen
    - delen somatische cellen alle
    - 1 cyclus
    - 1u
  2. meiose
    - haploïde cellen
    - gameten, oöcyten, spermatozoa
    - 2 cylcussen

celdeling -> diakinese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

fases van mitose

A

interfase
profase
metafase
anafase
telofase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

fases van meiose

A

interfase

1 diploïde cel = kiemcellen

1e meiotischde deling
profase I
- leptoteen
- zygoteen
- pachyteen
- diploteen
- diakinese
prometafase I
metafase I
anafase I
telofase I

2 haploïde cellen
interkinese ≠ interfase

2e meiotische deling
profase II
metafase II
anafase II
telofase II

4 haploïde cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verschillen mitose/meiose

A

mitose
- 2 identieke cellen: homologe chromosomen conjugeren niet
- 1 keer
- van diploïd naar diploïd

meiose
- 2 andere cellen: homologe chromosomen conjugeren
- 2 keer, ertussen gen replicatie
- van diploïd naar haploïd

17
Q

interfase mitose

A

1e fase
= G1/S/G2-fase
- celkern = apart organel
- nucleolus/nucleoni zichtbaar = geen chromosomen = verspreid chromatine
- centriolen = buiten kern
- normale processes cel
– respiratie
– eiwitsynthese
– groei

18
Q

profase mitose

A

2e fase
1. vorming van chromosomen
- verdwijnen van kern
- willekeurig doorheen cel
2. vorming van spoelfiguur
- centriolen naar polen
- tonofilamenten = structuur
- myofilamenten = verbonden met centromeren chromosoom = chromatiden uitelkaar trekken

19
Q

verschillen in voorkomen erfelijk materiaal

A

chromatine = in de celkern = uitgevouwen
46 chromatide = de 2 strengen die een chromosoom opbouwen verbonden door een centromeer
23 chromosomen = 2 chromatide strengen

20
Q

metafase mitose

A

3e fase
1. verbinding met chromosomen
- myofilamenten x centromeer
- trekken = op equator vlak gaan liggen
-> metafase -> ana fase= moment dat ze loslaten
van 23 chromosomen naar 45 chromatiden

21
Q

anafase mitose

A

4e fase
- chromatiden naar polen getrokken
- begin cytokinese

22
Q

telofase mitose

A

5e fase
= omgekeerde profase

  1. ontrollen van chromatiden
    - vorming chromatinen
    - vorming celkern
    - kernmembraan door blaasjes van RER
  2. verdwijdering spoelfiguur + verdubbeling centriolen
  3. voltooing cytokinese
23
Q

cytokinese

A
  1. tijdens anafase
  2. cirkelvormige microfilamenten beginnen te trekken = actine/myosine
  3. invaginatie
  4. invaginaties tegen elkaar
  5. 2 dochter vellen
  6. eind telofase & deling

experiment zee-egeleieren = grote cellen
- celorgannellen verplaatsen & verwijderen
- vinden acinte/myosine aanwerzigheid

24
Q

subfasen profase meiose

A
  1. leptoteen = dunne band
    - omvorming van chromatine naar chromatide
    - chromosomen worden korter & meer zichtbaar
  2. zygoteen = verbinding
    - homologe chromosomen zoeken elkaar op
    - overeenkomistige delen komen naast elkaar te liggen & verbinden = bivalent & synapsis
    - bij X/Y enkel korte armen verbindinen = PAR = pseudo-autonomale zone
  3. pachyteen = dikke band
    - chromosomen blijven verkorten
    - lengte splitsing zichtbaar = breuken
    - centromeer blijft intact
    - bij crossinover: chiasmata vorming = tijdelijke bindingen chromosomen
  4. diateen = 2 banden
    - chromatiden bewegen weg van elkaar
    - bij crossingover: chiasmata = X-vormige structuur
  5. diakinese = uitelkaarbewegen
    - chromosomen duidelijk uit elkaar
    - bij crossingover: 1 = kruis, 2 = ring, 3+ = ketting
25
Q

process crossing-over

A

1) pachyteen
-> bij lengte splitsing overlappen bepaalde chromatide segmenten = tijdelijk verbonden met elkaar
= chiasma
2) diploteen
-> uitelkaar trekken van chromosomen = vorming X-structuur
3) diakinese
-> verder van elkaar bewegen
- 1 chiasma = kruis loodrecht op elkaar
- 2 chiasmata = ringvormig
- 3 chiasmata = kettingvormig
4) uitelkaar getrokken = informatie uitgewisseld

26
Q

prometafase I meiose

A

3e fase 1e meiose
- kernmembraan breken
- vorming spoelfiguur
- 2 zustercentromeren per bivalent
= bipolaire orientatie = 1 chromosoom per pool

27
Q

ana&telofase I

A

anafase
- chromosomen wegtrekken
= disjunctie
= delen van chromosomen
telofase
- diakinese & cytokinese
= vorming van haploïde cellen

28
Q

2e meitische deling

A

geen tussen fase
= geen verdubbeling
verschillen met mitose
- ver overgespleten chromatiden
- cellen zijn niet genetisch identiek
- de helft van normale chromosomen

29
Q

doel meiotische deling

A
  • uitwisseling van genen = crossing-over
  • haploïde vellen bekomen
30
Q

synaptonemale complex

A

1) leptoteen:
- laterale elementen niet gepaard
- geen centraal element

21) zygoteen
- paring leptoteendraden vanaf kernmembraan
= paring laterale elementen
-> op speciale segmenten = synaptomeren

3) pachyteen
- 1 centraal & 2 laterale elementen
-> synaptomeren dichter bij elkaar
= wegduwen tussenstukken
= lusvorming = fuzzy
-> zygosomen
= buiten chrosomosen gesynthetiseerd
= afwisselend hecten aan synaptomeren
= vorming centraal complex

31
Q

afbraak & functie synaptonemaal complex

A

≠ DNase
= trypsine + ureum + 0,2M HCL
-> opgebouwd uit eiwitten
- niet-specifiek want gelijk voor alle chromosomen
- vrij in kern bewegen
- functie = homologe chromosomen in juiste positite brengen
materaal centraal gebied wordt nucleus

32
Q

spermatogenese

A

tijdens gehele leven
1) epitheel zaadbuisjes testes
2) meiose
3) 4 evengrote haploide cellen
4) ontwikkeling tot spermacel
- toevoeging staart = flagel
- kop = celkern + acrosomale vacuole

33
Q

oögenese

A

enkel tijdens embryo
1. eicellen in ovarium
2. meiose 1
3. grote cel & poollichaampje
4. meiose 2, blijft in metafase II
5. meiose 2 wordt hervat bij brevuchtigiging
6. grote cel & 3 poollichaampjes
7. grote cel = ovum, poollichaampjes =. voeding
8. afstercing 40% eerste levensjaar
9. menopauze = alle oocyten dood = rond 45 jaar