Embryologie Flashcards
fases organisme
1) bevruchtiging
2) morula vorming
3) blastula vorming
4) gastrulatie = 1e differentiatie
5) neurulatie
6) verdere differentiatie
7) postembryonale ontwikkelingen
8) veroudering & dood
stappen bevruchtiging
1) capacitatie
2) acrosoomreactie
- penetratie van corona radiata
- penetratie van zona pellucida
- fusie celmembranen
3) reacties na bevruchting
- corticale & zonale reacties
- hervatten 2e meiotische deling
- activeren metabolisme
capacitatie
= 7u lang in de tractus
= mantel rond acrosomale regio verwijderd = vitelline
-> glycorpoteïnen & palsmaproteïnen = zaadvloeistof
stoffen die vrijkomen tijdens acrosoom reactie
- hyaluronidase = corona radiata penetreren
- trypsine-achtige substantie = zona pellucida penetreren
- zona-lysone = binnenzijde acrosomale membranen = zona pellucida penetreren
enzymen in acrosomale vacuole of op plasmamembraan rond deze vacuole = vitelline
penetratie v/d corona radiata
zaadlozing = 250 milj spermatozoa
eicel = 400 spermatozoa
bevruchtiging = 1 -> andere helpen corona radiata doordringen
-> enzym hyaluronidase & enzymen slijmvlies eileider
penetratie v/d zone pellucida
1) concact zona pellucida
2) vasthechting
3) vrijkomen trypsine achtige substantie & zona-lysone
4) binnnen dringen = fusie van membranen
5) zona reactie = corticale & zonale reactie
fusie celmembranen
van oöcyt & spermatozoön
1) vanaf contact
-> mogelijk door plasmambraan verdwenen x enkel mogelijk op receptieve zones
2) zowel kop als staart verdwenen
= bevruchtiging
3) begin corticale & zonale reactie
corticale & zonale reacties
= zona reactie
1) vrijkomen corticale oöcytgranula
2) calcium-explosie
3) depolarisatie
- inductie tot klievingen
- veranderingen samenstelling strucuut zona pellucida
= verdwijnen receptieve zones spermatozoa & membraan van oöcyt ondoordringbaar = zonareactie
hervatten 2e meiotische deling
= vorming definiteive oöcyt & poollichaampje
chromosomen = 22+X
-> worden gerangschikt in vesiculaire nucleus = vrouwelijke pronucleus
activiatie van metabolsime
activerende factor = meegedragen door spermatozoön
1) naar vrouwelijke pronucleus
2) kopgedeelte spermatozoön zwellen
3) vorming mannelijke pronucleus
4) loslaten staartgedeelte & degeneren
5) groeien beide pronucleussen = dubbele DNA in 1 cel die 2 kernig is
6) diploïde cellen vormen = normale mitose
7) unieke samenstelling genetisch materiaal
-> begin klievingen
gevolgen bevruchtiging
1) herstel van diploïde aantal chromosomen
- 1/2 moeder & 1/2 vader = nieuwe combinatie chromosomen zygoot
2) bepaling van het geslacht
- moeder draagt X
- vader draagt X/Y = bepaalt geslacht
3) begin klievingsdelingen
-> oöcyt degenereert na 24u na de ovulatie bij geen bevruchtiging
morula vorming
= start van klievingen
- snel opeenvolgende mitotische delen
= nieuwe cellen
= blastomeren
- deling ≠ groei protoplasma
= vorming druiventrostje
= morula
≈ grootte oöcyt
blastula vorming
1) vloeistofafscheiding van blastomeren
2) blastocoel-vorming = holte
3) cel = blastula
4) grote cellen delen trager als kleinere cellen = 2 lagig kiemblad
- animale pool = kleine cellen = epiblast
- vegetatieve pool = grote cellen = hypoblast
gastrulatie
- vormen primitiefstreep/oermond & -darm
- oermond wordt anus, oerdarm wordt spijsverteringsstelsel - instulpen epiblast
- vormen 3 lagigkiemblad
- hypoblast = ectoderm
- hypoblast + epiblast = afsplitsende cellen = mesoderm
- epiblast = endoderm
manieren van afsplitsen bij mesoderm vorming
- invaginaties van het ectoderm
- ingressie = uitduwen = beide lagen
- involutie
= integratie cel deel & invoeging onderliggende laag - intercalatie = ectoderm & endoderm mergen & vormen mesoderm
functies vanuit 1e celdifferentiatie
ectoderm
- epidermis huid, nagels, haar, oogles, klieren, neusholte, mond, anus kanaal & zenusstelsel
mesoderm
- spierweefsel, bindweefsel, bloed, bot & chorda (≈wervelkollom)
endoderm
- spijsverteringskanaal, luchtwegen, longen, lever, alvleesklier, schildklier & blaas
invloeden groeiing
1) meer voeding
= meer dooier
= remming klievings- & gastrulatie processen
-> vegeratieve pool =. meer dooier = trager
2) groeifactoren
= auto/para/endocriene invloeden
endocriene invloeid:
- groeihormoon (hypofyse) x growth hormone-receptor
- insulin like growth factor
-> stimuleerd groei
- T3/4 (schildklier)
= meer RNA-afschrijving in nucleus
= meer receptoren
-> reguleerd groei: bepaald sensitiviteit
neurulatie
1) notochorda = mesoderm, geeft groeifactoeren
2) veranderingen in delingssnelheid
3) invaginatie van het ectoderm = neurale groeve
4) dorsale randen vermelten & worden omgeven door mesoderm
-> neurale buis -> CZS
5) notochorda omsluit neurale buis = chorda
-> ruggenmerg omgeven door wervels
-> geen volledige sluiting = openrug
latere embryonale stadia
latere embryonale stadia
= vormen van verschillende weefsels, organen zenwustelsel, …
door
- transport systeem
- controle mechanisme
- plecneta ontwikkeling = voeding & toevoer 02
door
- celdeling
- celgroeing
- celdifferentiatie: mesemchymcellen = stamcellen
- morfogenetische verschuivingen
post embryonale ontwikkeling
≠ morgogenetische verschuivingen
= alle structuren liggen al vast, ze worden alleen groter/aangepast
= verdubbeling & differentiatie
groeisnelheid = S-curve
versnelling = puberteit:
groeien geslachtsorganen
= meer geslachtshormonen, GHR & IGF
= meer groei
- niet alle lichaamsdelen groeien evensnel: vb grote hoofden baby’s
veroudering & dood
per jaar 0,8% van functioneel vermogen verliezen
- vermogen tot specialisatie daalt
- delende cellen verouderen trager vb lever & pancreas
- organismen die gehele leven blijven groeien verouderen trager vb: vogels & reptielen
- beperkte voeding = vertraging van groei
- achteruitgang & dood is uitvallen onvervangbare cellen
cellen:
- bacteriën: weinig specialisatie & veel delen = weinig veroudering
- levercel: veel functies & veel delen = weinig veroudering
- zenuwweefsel = sterk gespecialiseerd & geen vermogen tot delen = veel veroudering
voorbeelden apoptose
1) immuunsysteem: ongeweste witte bloedcellen die eigen weefself afbreken
2) gedaanteveranderingen = amfibieën & insecten
-> bij pop stadion embryonale organen afbreken voor gebruik bouwmateriaal vb kiewen kikkervisje
-> intersegmentale spieren
3) verwelken bladeren bloemen
4) embryonale ontwikkeling
-> vormgeving & zenuwcellen
5) caenorhabditis elegans embryo
- 131/1090 cellen steven = ringganglion, zenuwknoop & kopzijde
apoptose
= actieve celdood
1) vormverandering
2) verlies contact met buren
3) kleiner maar celorganellen blijven intact
4) DNA & eiwitten condenseren tot halve maantjes
5) celkern valt uiteen
6) kratervormige instulpingen
7) cel valt uiteen in brokstukken
8) opname door naburige cellen door macrofagen
9) vertering/recyclage
necrose
= niet-actieve celdood
door
- acuut zuurstoftekort
- vergiftiging
= opzwellen & barsten