Engels Unit 5 Flashcards
ad
adevertentie
announce (to)
aankondigen, bekendmaken
appearance
optreden, verschijning
blank
leeg, blanco
break
kans, geluk
carry on (to)
doorgaan met
celebrity
beroemdheid
cheeky
brutaal
cheer
juichkreet
confidence
zelfvertouwen
contest
wedstrijd
contestant
deelnemer
crack a joke (to)
een grap vertellen
effortlessly
moeiteloos
framed
ingelijst
grin (to)
grijnzen, glimlachen
impersonation
imitatie
lead to (to) - led to - led to
leiden tot - leidde(n) tot - geleid tot
make a face (to)
een gezicht trekken
mention (to)
noemen
performance
optreden
persuade (to)
overhalen
reasonably
redelijk
unique
uniek, opmerkelijk
vote (to)
stemmen
appeal to (to)
aanspreken
copy (to)
nadoen
donation
schenking, donatie
dress up (to)
zich verkleden
energetic
energiek
expression
gezichtsuitdrukking, blik
face paint
schmink
familiar
vertrouwd, bekend
field
veld
fight
gevecht
grumpy
chagrijnig
miserable
droevig, ellendig
outrageous
absurd
sense of humour
gevoel voor humor
shoot (to) - shot - shot
schieten - schoot (schoten) - geschoten
signed
met handtekening
take it in turns (to)
om de beurt
thought
idee
wig
pruik
witty
gevat, geestig
assembly hall
aula
astonished
stomverbaasd
blow up (to) - blew up - blown up
opgeblazen - blies (bliezen) op - opgeblazen
bounce (to)
springen
cause a stir (to)
opschudding veroorzaken