een na laatste tentamen Flashcards

1
Q

Bewering:
Coronaire perfusie treedt vooral op in het systolische deel van de hartcyclus.
Deze bewering is
A juist
B onjuist

A

B onjuist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Casus
Een 69-jarige patiënt met hartfalen wordt behandeld met furosemide (een lisdiureticum), spironolacton, bètablokkers en angiotensine
converting enzyme (ACE)-remmers. De symptomen zijn echter nog steeds hinderlijk. Bij lichamelijk onderzoek wordt een man MET tachypneu
gezien, met een bloeddruk van 90/50 mmHg, een pols van 110/min irregulair en inequaal. Over de longen zijn crepitaties te horen. In het
bloedonderzoek vallen een kreatinineconcentratie van 190 micromol/l en een kaliumconcentratie van 3,0 mmol/l op.
De cardioloog wil de behandeling van het hartfalen intensiveren met digoxine (een hartglycoside).
Wat is hiervoor een belangrijke CONTRA-indicatie bij deze patiënt?
A boezemfibrilleren
B crepitaties
C hypokaliëmie
D hypotensie

A

C hypokaliëmie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een 65-jarige man, de heer Franck, komt in verband met kortademigheid op de eerste hulp. Bij lichamelijk onderzoek valt een ademfrequentie
van 32/minuut op. De heer Franck is tachycard (140/minuut). De centraal veneuze druk is verhoogd (R+2 cm H2O; normaal is tot R-4 cm H2O).
Bij palpatie van de buik wordt geen vergrote lever gevonden. Er wordt aan longembolieën als oorzaak van de klachten en verschijnselen
gedacht.
Welk van de in de casus genoemde gegevens wijst het meest specifiek op falen van de rechter harthelft bij deze patiënt?
A de tachypneu
B de afwezigheid van auscultatoire afwijkingen van de longen
C verhoging van de centraal veneuze druk
D afwezigheid van hepatomegalie

A

C verhoging van de centraal veneuze druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een 38-jarige vrouw meldt zich op het spreekuur omdat zij zich zorgen maakt over haar cardiovasculaire risico. Haar 4 jaar jongere broer is
vorige week overleden aan een hartinfarct. Bij lichamelijk onderzoek valt een geel randje rondom haar iris op, alsmede bobbels op de haar
achillespezen. Het verdere lichamelijk onderzoek is niet afwijkend.
De meest waarschijnlijke diagnose is:
A chylomicronemie
B familiaire hypertriglyceridemie
C polygenetische hypercholesterolemie
D familiaire hypercholesterolemie

A

D familiaire hypercholesterolemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een belangrijke richtlijn voor een arts die moet omgaan met een veeleisende, ‘claimende’ patiënt?
A geen ruimte te laten voor interpretatie
B het claimende gedrag te negeren
C mee te veren met het claimende gedrag
D de regie te behouden door vooral gesloten vragen te gaan stellen

A

A geen ruimte te laten voor interpretatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij onderzoek van een zuigeling van 2 maanden valt op dat de liespulsaties minder goed voelbaar zijn dan de pulsaties die aan de rechterarm.
Deze bevinding suggereert:
A een persisterende ductus arteriosus
B verminderde cardiac output
C een hartafwijking met links-rechtsshunt
D een coarctatio aortae

A

D een coarctatio aortae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een man van 80 jaar met een ischemische cardiomyopathie en een linkerventrikel ejectiefractie van 40% komt op je poli. Hij heeft een CRT-D
(biventriculaire pacemaker i.c.m. een inwendige defibrillator). Huidige medicamenteuze behandeling: acetylsalicylzuur 1dd80mg, atorvastatine
1dd40mg, pantoprazol 1dd40mg, furosemide 2dd80mg, losartan 1dd50mg (AT2-antagonist), metoprolol 1dd100mg (bèta-blokker).
Hij heeft moeite met traplopen, maar bij eenvoudige bezigheden geen klachten. Bloeddruk 100/60 mmHg, hartfrequentie 80/min (regulair).
Behoudens een spoortje pitting oedeem bij de enkels geen tekenen van overvulling. ECG: sinusritme, biventriculaire pacing. Lab: hemoglobine
7.5 mmol/l (8.5-11.0), estimated glomerular filtration rate (eGFR) 30 ml/min/1.73m2 (>60) en serum kalium 5.0 mmol/l (3.5-5.0), ferritine 320
microg/L (20-250).
Wat is de beste optie van onderstaande mogelijkheden?
A zijn hartfrequentie is nog te hoog, dus je verhoogt voorzichtig de dosering metoprolol
B zijn hartfrequentie is nog te hoog, dus je start ivabradine (een sinusknoop remmer) in een lage dosering
C hij heeft geen spironolacton (mineraalcorticoid receptor antagonist), dus je start deze in een lage dosering
D hij heeft geen sacubitril/valsartan (angiotensine receptor antagonist i.c.m. een neprysiline blokker), dus vervangt de losartan en
start sacubitril/valsartan in lage dosering (2d 24/26mg)

A

B zijn hartfrequentie is nog te hoog, dus je start ivabradine (een sinusknoop remmer) in een lage dosering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De intrinsieke frequentie van de pacemakercellen in de sinusknoop bedraagt … slagen per minuut.

A

100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

LDL-cholesterol verlaging is een belangrijke manier om het risico op een hartinfarct te verlagen.
Welke manier is het meest effectief in het verlagen van het LDL-cholesterol?
A hoog gedoseerde statine, bv atorvastatine 80 mg
B een krachtigere statine, bv rosuvastatine i.p.v. simvastatine
C ezetimibe toegevoegd aan een statine
D PCSK9 remming

A

D PCSK9 remming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sommige medicamenten hebben een remmend effect op de hartfrequentie.
Welke van onderstaande medicamenten vertragen in de regel de hartfrequentie?
Selecteer er drie.
A adrenaline (een alfa- en beta-stimulator)
B metoprolol (een betablokker)
C diltiazem (een non-dihydropyridine calciumantagonist)
D amlodipine (een dihydropyridine calciumantagonist)
E digoxine (een glycoside)
F
furosemide (een lisdiureticum)

A

B metoprolol (een betablokker)
C diltiazem (een non-dihydropyridine calciumantagonist)
E digoxine (een glycoside)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly