2020 1 Flashcards

1
Q

Een jaar na oesophagusresectie en buismaagreconstructie…
A
hebben de meeste patiënten nog last van snelle verzadiging.
B
hebben de meeste patiënten nog last van reflux.
C
noch a, noch b
D
zowel a als b

A

D
zowel a als b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaat het stageringsonderzoek bij een PA bewezen intestinaal type maagcarcinoom?
A
endoscopische echografie
B
PET-CT scan
C
echo van de lever
D
CT thorax-abdomen
E
CEA in serum

A

D
CT thorax-abdomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een 66-jarige man presenteert zich met een synchroon naar de lever gemetastaseerd sigmoïd carcinoom T3N1. Er is één metastase, diameter
28mm, in segment VI. Je besluit een curatieve behandeling in te zetten.
Welke?
A
leverresectie (segmenten) gevolgd door sigmoïd
B
chemotherapie gevolgd door leverresectie (segmenten) en sigmoïd resectie
C
een sigmoïd resectie in verband met de anemie gevolgd door chemotherapie voor de levermetastase
D
hemihepatectomie links gevolgd door sigmoïd resectie

A

A
leverresectie (segmenten) gevolgd door sigmoïd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een patiënt ligt op de IC en ontwikkelt een vena porta-thrombose. Je besluit de patiënt te behandelen met heparine.
Waar zal de patiënt collateralen ontwikkelen?
Vink er drie aan.
A
rondom de distale oesophagus
B
rondom het rectum
C
het splanchnisch vaatbed
D
de vena hepatica

A

A
rondom de distale oesophagus
B
rondom het rectum
C
het splanchnisch vaatbed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kies het juiste beeldvormend onderzoek bij de juiste vraagstelling.
T N stadium rectumcarcinoom MRI/echo/EUS
Appendicitis acuta MRI/echo/EUS
Mucineuze cyste in pancreasstaart MRI/echo/EUS

A

T N stadium rectumcarcinoom MRI
Appendicitis acuta echo
Mucineuze cyste in pancreasstaart EUS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een 65-jarige patiënte met cirrose op basis van NASH wordt met de ambulance binnengebracht op de spoedeisende hulp wegens hematemesis.
Patient gebruikt geen antistolling. Er is vermoeden op een varicesbloeding.
Welke medicamenteuze behandeling dient er in de acute fase te worden gegeven alvorens tot een gastroscopie over te gaan?
A
antibioticum, niet-selectieve beta-blokker
B
antibioticum, vasoactieve therapie (b.v. octreotide of terlipressine)
C
protonpompremmer, niet-selectieve beta-blocker
D
vasoactieve therapie (b.v. octreotide of terlipressine), tranexaminexuur

A

B
antibioticum, vasoactieve therapie (b.v. octreotide of terlipressine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een patiënt van 54 jaar presenteert zich met een pijnloze icterus. Bij lichamelijk onderzoek vind je een cachectische man met een pral gespannen
niet drukpijnlijke galblaas.
Zet de differentiaal diagnosen in de juiste volgorde van meest waarschijnlijk naar minder: steen in ductus choledochus, IgG4 gemedieerde cholangitis, syndroom van Mirizzi, pancreaskopcarcinoom

A

1
pancreaskopcarcinoom
2
steen in ductus choledochus
3
IgG4 gemedieerde cholangitis
4
syndroom van Mirizzi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Galzuren zouten geven een (osmotische/secretoire) diarree en komt voor bij patiënten met een (ileocoecaal resectie/gastric bypass chirurgie) .

A

Secretoire, gastric bypass chirurgie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een 64-jarige vrouw, reeds bekend op de polikliniek maag-,darm- en leverziekten met een leverfibrose op basis van een primair scleroserende
cholangitis (PSC), presenteert zich op de Spoed Eisende Hulp. Je merkt op dat zij verward en gedesoriënteerd is. Bovendien is er sprake van een
bolle buik met shifting dullness bij lichamelijk onderzoek.
Je stelt als werkdiagnose levercirrose en bepaalt in het bloed de volgende parameters om de Child-Pugh classificatie.
Welk antwoord is juist?
A
albumine, CRP en INR
B
CRP, albumine, kreatinine
C
bilirubine, albumine en INR
D
trombocyten, INR en natrium

A

C
bilirubine, albumine en INR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Een 47-jarige man, bekend met een alcoholische levercirrose, wordt door u beoordeeld op de polikliniek. Er is sprake van ascites.
Wat is de behandeling waarmee u direct start?
A
zoutbeperking, diuretica en ascitespunctie voor bepaling leucocyten en polymorfonucleaire granulocyten
B
acetylcysteïne, zoutbeperking en propanolol
C
zoutbeperking, propanolol en gastroduodenoscopie ivm uitsluiten varices
D
diuretica, propanolol en ascitespunctie voor bepaling leucocyten en polymorfonucleaire granulocyten

A

A
zoutbeperking, diuretica en ascitespunctie voor bepaling leucocyten en polymorfonucleaire granulocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij een 80-jarige man met buikpijn en een veranderd ontlastingspatroon wordt diverticulitis geconstateerd. Hij heeft koorts tot 39°C, een CRP
van 173 mg/L en op de CT-scan een abces van 2.5 cm direct naast het sigmoïd gelegen.
Wat is in dit geval de behandeling van eerste keuze?
A
antibiotica
B
percutane drainage van het abces en een antibioticum
C
sigmoïdresectie
D
sondevoeding, laxantia en vezelpreparaten

A

A
antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zet in de juiste volgorde, wat heeft de hoogste incidentie onder de Nederlandse bevolking? Van hoog naar laag: colorectale levermetastasen, intrahepatisch cholangiocarcinoom, maagcarcinoom, coloncarcinoom

A

1
coloncarcinoom
2
colorectale levermetastasen
3 maagcarcinoom
4
intrahepatisch cholangiocarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een patiënte heeft op 47-jarige leeftijd een coloncarcinoom rechts. Je vermoedt een hereditair kanker syndroom en denkt aan Lynch.
Welke operatie bespreek je, zodat de patiënte de meest optimale kanker controle heeft in de toekomst.
A
subtotale colectomie met uterusextirpatie en ovariectomie
B
totale colectomie met pouch
C
hemicolectomie rechts
D
extended hemicolectomie rechts

A

A
subtotale colectomie met uterusextirpatie en ovariectomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een 60-jarige vrouw presenteert zich met milde diarree. Ze zou sinds 2 jaar bekend zijn met een coeliakie, waarvoor sindsdien een glutenvrij dieet
wordt gevolgd. Bij diagnose is er een dunne darmbiopt met totale vlokatrofie (MARSH 3c) gezien, anti-tissuetransglutaminase IgA antistoffen
van 10 units/ml (normaalwaarde <10) en een positief HLA DQ2 heterozygoot subtype. Haar verdere voorgeschiedenis vermeldt een
niertransplantatie 10 jaar eerder vanwege eindstadium nierlijden. Ze heeft al milde diarree sinds haar niertransplantatie en dit is de laatste tijd
toegenomen. Haar medicatie bestaat uit tacrolimus 8 mg/dag en mycofenolaat 1000 mg/dag.
Wat is in dit geval de meest waarschijnlijke oorzaak voor haar diarree?
A
mycofenolaat-geïnduceerde vlokatrofie
B
non-compliance aan glutenvrij dieet
C
refractaire coeliakie (niet reagerend op glutenvrij dieet)
D
ziekte van Whipple

A

A
mycofenolaat-geïnduceerde vlokatrofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly