duitsland begrippen deel 1 Flashcards
Alliantiepolitiek
Rijkskanselier Bismarck was tevreden met de bestaande grenzen, maar vond wel dat Duitsland min of meer omsingeld was door sterke mogendheden. Zijn buitenlandse beleid was er daarom op gericht door het sluiten van allianties (bondgenootschappen) het bestaande machtsevenwicht te handhaven.
Anschluss
De inlijving van Oostenrijk bij Nazi-Duitsland in 1938
Antisemitisme
Discriminatie van Joden op grond van hun etniciteit of geloof
Appeasement (politiek van)
Politiek beleid om oorlog te vermijden door concessies te doen aan een andere mogendheid
Asmogendheden
Duitsland, Italië en Japan vormden voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog een verbond, ook as genoemd
Arische ras
Volgens de nazi’s was alleen het Arische ras in staat de mensheid vooruit te helpen. Tot dat ras behoorden volgens hen de blanke volken van Europa, met uitzondering de Slavische volken; in Zuid-Europa echter hadden de Ariërs zich gemengd met andere volken, zodat alleen de Germaanse volken nog ‘raszuiver’ waren: onder Germaanse volken was het Duitse het belangrijkst
Artikel 48
Artikel in de grondwet van de Republiek van Weimar, waardoor de Rijkspresident bij ‘ernstig gevaar voor de openbare orde en veiligheid’ de noodtoestand kon uitroepen en zonder parlement samen met de Rijkskanselier kon regeren dmv ‘noodverordeningen’. Ook vrijheden en rechten van de burgers konden door noodverordeningen worden beperkt.
Berlijnse congres
In 1878 organiseerde Bismarck een bijeenkomst van staten die bij de Balkancrisis betrokken waren. Het lukte de problemen op de Balkan tijdelijk op te lossen. Maar enkele decennia later droegen ze bij tot het ontstaan van de Eerste wereldoorlog.
Beurskrach
In oktober 1929 daalden de prijzen van de aandelen op de beurs van New York (Wallstreet) plotseling zeer sterk, de Beurskrach. Een economische crisis was het gevolg: talloze faillissementen van banken en bedrijven, sterke daling van de productie en van de handel, grote werkloosheid. Deze crisis sloeg over naar landen in Europa en andere landen in de wereld die nauwe economische banden met de VS hadden. De crisis bleef jaren voortduren.
Bondsraad
Bestond in het keizerrijk uit 58 afgevaardigden van de 25 bondsstaten. Deze afgevaardigden werden benoemd door de regeringen van de staten. De Bondsraad had samen met de rijksdag de wetgevende macht en daarnaast het recht de rijksdag te ontbinden en nieuwe verkiezingen uit te schrijven. Voorzitter was de Rijkskanselier
Centralen
In de Eerste wereldoorlog stonden de Centralen (OH-D-TR-Bul) tegenover de Geallieerden
Centrum(partij)
Politieke partij opgericht in 1871. De aanhang bestond vooral uit leden van katholieke bonden van beroepsgroepen (middenstanders, boeren, arbeiders). In 1933 hief de partij zichzelf op
Coalitie van Weimar
De SPD, de DDP en de Centrumpartij vormden een coalitie die de ruggengraat van de Weimar-Republiek bleef vormen
Communisme
Politieke stroming gebaseerd op het Marxisme. Voor het eerst in de praktijk gebracht door de bolsjewieken in Rusland na hun oktoberrevolutie van 1917. Belangrijke punten waren de nationalisatie van alle productiemiddelen en het stichten van een klassenloze maatschappij, geleid door de communistische partij
concordaat
term voor verdragen tussen de paus en een staat. in juli 1933 sloten paus Pius XI en de Duitse regering een concordaat. de paus erkende de naairegering, die op haar beurt de vrije uitoefening van de katholieke godsdienst garandeerde. het vaticaan verbood priesters partijpolitieke activiteiten.