Deel 7 Flashcards
1
Q
the plant
A
de plant
de planten
2
Q
the rack
A
het rek
de rekken
3
Q
the painting
A
het schilderij
de schilderijen
4
Q
the clock
A
de klok
de klokken
5
Q
the coat rack
A
de kapstok
de kapstokken
6
Q
the cushion
A
het kussen
de kussens
7
Q
in/on/inside
A
in
8
Q
op
A
on
9
Q
next
A
naast
10
Q
above - under
A
boven - onder
11
Q
against/on/from
A
aan
12
Q
I put the chair in the kitchen
A
Ik zet de stoel in de keuken
13
Q
The chair goes in the kitchen
A
De stoel staat in de keuken
14
Q
The cushion goes on the bed
A
Het kussen ligt op het bed
15
Q
I hang the jacket on the coatrack
A
Ik hang de jas aan de kapstok