Deel 2 (17th Oct) Flashcards
1
Q
Who is next?
A
Wie is de volgende?
2
Q
That’s me!
A
Dat ben ik!
3
Q
Can I help you?
A
Kan ik u helpen?
4
Q
What do you want (you name it)…
A
Zegt u het maar…
5
Q
I would like
A
Ik had/will graag
6
Q
For me…
A
Voor mij…
7
Q
Is that all?
A
Is dat alles?/Dat zal het zijn?
8
Q
Yes, that is all.
A
Ja, dat is alles/Dat zal het zijn.
9
Q
No, I would like also…
A
Nee, ik had/will graad nog…
10
Q
Something else?
A
Nog iets anders?
11
Q
Yes, I would also like…
A
Ja, ik had/wil graag nog…
12
Q
No, that is all.
A
Nee, dat is alles/Nee, dat zal het zijn.
13
Q
Can it be a little more? Maybe: Would like something more?
A
Mag het iets meer zijn?
14
Q
Yes, that is good.
A
Ja, dat is goed.
15
Q
No, like this is good.
A
Neem zo is het goed.