Deel 6 Flashcards
het spoor
de sporen
het station
de stations
het ticket/het biljet
de tickets/de biljetten
to catch (a train)
nemen
ik neem
(hebben) genomen
to leave
vertrekken
ik vertrek
(zijn) vertrokken
to get off (the train)
afstappen
ik stap af
(zijn afgestapt
to change trains
overstappen
ik stap over
(zijn) overgestapt
to stop
stoppen
ik stop
(zijn) gestopt
wachten
ik wacht
(hebben) gewacht
to notify (related to announcements?)
verwittigen
ik verwittig
(hebben) verwittigd
One ticket to Brussels, single.
Eén ticket naar Brussels, enkel.
A return ticket to Brusseld (there and back)
Eén ticket naar Brussels, heen en terug.
On which track does the train leave for …?
Op welk spoor vertrekt de trein naar…?
What time does the train to….leave?
Hoe laat vertrekt de trein naar…?
Do I have to change anywhere?
Moet ik ergens overstappen?