Deel 2 (10th Oct) Flashcards
1
Q
A
de asperges
2
Q
A
de champignons
3
Q
A
de aardebeien
4
Q
A
de bonen
5
Q
A
de croissant
6
Q
(pastry)
A
het gebakje
7
Q
A
de pompelmoes
8
Q
A
de pompelmoes
9
Q
(beef)
A
het rundergehakt
10
Q
A
de kiwi
11
Q
A
de mosselen
12
Q
A
de pralines
13
Q
A
de margarine
14
Q
A
de spinazie
15
Q
A
het witloof
16
Q
A
de kauwgom
17
Q
(roast pork)
A
het varkengebraad
18
Q
A
de zalm
19
Q
A
de meloen
20
Q
(raisin bread)
A
de rozijnenbrood
21
Q
A
het snoepje
22
Q
A
de hamburger
23
Q
(cabbage)
A
de kool