Deel 4 Flashcards
1
Q

A
de broek
de broeken
2
Q

A
het badpak/de badpakken
3
Q

A
de jeans(broek)
de jeans(broken)
4
Q

A
het hemd
de hemden
5
Q

A
het vest
de vesten
6
Q

A
de onderbroek
de onderbroeken
7
Q

A
de zwembroek
de zwembroeken
8
Q

A
de kous
de kousen
9
Q

A
de muts
de mutsen
10
Q

A
de riem
de riemen
11
Q

A
de schoen
de schoenen
12
Q

A
de sportschoen
de sportschoenen
13
Q

A
de trui
de truien
14
Q

A
de sandaal
de sandalen
15
Q

A
de das
de dassen
16
Q

A
de jas
de jassen
17
Q

A
de regenjas
de regenjassen
18
Q

A
de pet
de petten
19
Q

A
de rok
de rokken
20
Q

A
de sok
de sokken
21
Q

A
de blous
de bloezen
22
Q

A
de laars
de laarzen
23
Q

A
de panty
de panty’s
24
Q

A
de pyjama
de pyjama’s
25

de short
de shorts
26

de sjaal
de sjaals
27

de jurk
de jurken
28

het pak/het kostuum
de pakken/de kostuums
29

het T-shirt
de T-shirts
30

de mouw
de mouwen
31

de rits
de ritsen
32

de knoop
de knopen
33

de spiegel
de spiegels
34

de paskamer
de paskamers
35
too big/too small
te groot/te klein
36
too broad/too small
te breed/te smal
37
too long/too short
te lang/te kort
38

gebloemd
39
solid colour

effen
40

gestreept
41

geruit
42
(white)

wit
43

geel
44

groen
45

bruin
46

zwart
47

rood
48

blauw
49
to fit
passen
50
I fit the skirt
The skirt fits
ik pas de rok
de rok past
51
to shorten
verkorten
52
I shorten the skirt
Ik verkort de rok
53
to exchange
ruilen
54
I exchange the skirt
Ik ruil de rok
55
to get back
terugkrijgen
56
I get a refund
Ik krijg geld terug
57
Can I try on these sweaters?
Kan ik dee truien eens passen?
58
Where are the fittng rooms?
Waar zijn de paskamers?
59
I don't like the colour
Ik vind de kleur niet mooi
60
Do you have a size smaller / larger?
Hebt u een maat kleiner/groter?
61
Can I exchange?
Kan ik ruilen?
62
Can you the....shorten?
Kunt u de/het....korten?
63
Can I get my money back?
Kan ik mijn geld terugkrijgen?
64
Do you have a different color?
Heb u een andere kleur?
65
I'll take the... (i.e. buying)
Ik neem de/het...
66
a black jumper
(is jumper de/het? - this will decide the answer)
een zwart**e** trui
67
a black skirt
een zwart**e** rok
68
a black shirt
een zwart hemd
69
a black dress
een zwart kleedje
70
the black jumper
de zwart**e** trui
71
the black skirt
de zwarte trui
72
the black skirt
de zwart**e** rok
73
the black shirt
de zwart**e** hemd
(with 'the' there is an e both for het and de)
74
the black dress
de zwart**e** kleedje
75
black jumpers (de word)
black vests (het word)
zwarte truien
zwarte vesten
76
the black jumpers
the black vests
de zwarte truien
de zwarte vesten
77
I like a black coat better than a blue coat
Ik vind een zwarte jas mooier dan een blauwe jas
78
korter dan
shorter than
79
better buy than
goedkoper dan
80
more expensive than
duurder dan
81
I prefer a plain to a striped tie
ik zie een effen das liever dan een gestreepte das
82
this jacket is better
deze jas zit beter
83
more in fashion
meer in de mode
84
Can I try on this coat?
Kan ik deze jas passen?
85
Can I try on this shirt?
Kan ik **dit** hemd passen?
(het word)
86
I must (i.e. a commitment) close the door
Ik moet de deur sluiten
87
We must turn the light off.
Wij moeten het licht uitdoen
88
I may park here (to be allowed)
Ik mag hier parkeren
89
We may smoke in the smoking corner
Wij mogen in der rokershoek roken
90
I am not allowed to park
Ik mag niet parkeren
91
We are forbidden from throwing paper on the ground
Wik mogen geen papier op de grond gooien