Deel 1 (3rd Oct) Flashcards
1
Q
big, bigger, biggest
A
groot, grooter, het grootst
2
Q
fast…
A
snel, sneller, het snelst
3
Q
heavy…
A
zwaar, zwaarder, het zwaarst
4
Q
long…
A
lang, langer, het langst
5
Q
expensive
A
duur, duurder, het duurst
6
Q
short..
A
kort, korter, het kortst
7
Q
slow…
A
traag, trager, het traagst
8
Q
cheap
A
goedkoop, goedkoper, het goodkoopst
9
Q
small…
A
klein, kleiner, het kleinst
10
Q
light
A
licht, lichter, het lichtst
11
Q
low…
A
laag, lager, het laagst
12
Q
high
A
hoog, hoger, het hoogst
13
Q
good…
A
goed, beter, het best
14
Q
like, like more, like most
A
graag, liever, het liefst
15
Q
many…
A
veel, meer, het meest