Additional from Deel 4,6&8 Flashcards
I have lost my son/daughter
Ik ben mijn zoon/dochter kwijt
What does he look like?
Hoe zie hij/zij eruit?
He is wearing…
Hij draagt….
I have seen him/her.
Ik heb hem/haar gezien.
Here s/he is!
Hier is hij/zij!
Sorry, I have not seen him/her.
Het spijt me, ik heb hem/haar niet gezien.
I will see
Ik zal even kijken
Hell yes!
Jazeker!
We are staying in a luxurious hotel
We logeren in een luxueuze hotel
to visit, to have visited
bezoeken, hebben bezocht
eat, to have eaten
eten, hebben gegeten
to drink, to have drunk
drinken, hebben gedronken
better than expected
meegevallen
disappointed
tegengevallen
Our vacation is better than expected
onze vakantie valt tegen
we made an excursion
we hebben een uitstap gemaakt
we wandered along the river
we he been langs de rivier gewandeld