College 8: Medically unexplained symptoms - Fatigue and stress disorders Flashcards

1
Q

Voorbeelden medisch onverklaarde symptomen

A

Vermoeidheid, buikpijn, hoofdpijn, duizelig, misselijkheid, somber, geirriteerdheid hartkloppingen, gewrichtspijn, zwakte, spierpijn, droge mond, slecht slapen, uitputting, kortademig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Voorbeelden medisch onverklaarde syndromen

A

Whiplash, chronisch vermoeidheidssyndroom, PMS (pre-menstrueel syndroom), PODB, FM, prikkelbaar darm syndroom
BELANGRIJK: veel comorbiditeit!! Allemaal gelinkt aan psychologische stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Splitters

A

Syndromen van MUS zijn allemaal verschillende, specifieke syndromen > psychologen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Lumpers

A

Syndromen zijn allemaal stress gerelateerd en kunnen allemaal verklaard worden door hetzelfde fenomeen, voornamelijk syndromen waar je niets mee kan > artsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gevolg lumpers en splitters

A

Afhankelijk van de context kan je dus een andere diagnose krijgen > paniekstoornis (psycholoog) of PODB (arts)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sensitisatie model van MUS

A

Bij SOLK sprake van verhoogde activiteit van hersencircuits die betrokken zijn bij pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verschil tussen gezonde en MUS in hersengebied activiteit

A

Wel dezelfde gebieden worden geactiveerd, maar deze gebieden reageren heftiger op pijn (meer activiteit bij meer pijn). Sensitisatie is daarnaast niet afhankelijk van type pijn, MUS reageert op elk soort pijnstimulus heftiger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke gebieden hyperactief bij MUS

A

ACC, PFC, amygdala, insula, hippocampus en thalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Link tussen MUS en ziektegedrag

A

Kenmerken van ziektegedrag komen erg overeen met de symptomen van MUS: vergelijkbare parallelle respons in IS en gedragscomponenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Link tussen MUS en ziektegedrag en rol van IS

A

Ziektegedrag kan voortkomen uit de communicatie van proinflammatoire cytokinen (IS) naar de hersenen toe: cytokinen bevorderen de afgifte van neurotransmitters noradrenaline, dopamine en serotonine. Deze NT’s zijn betrokken bij stemming, cognitie en gedrag en geven symptomen van ziektegedrag. Deze symptomen komen erg overeen met MUS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Volgorde van symptomen

A

Eerst fysiologisch (minder actief, meer slaap, minder seks, sociaal terugtrekken), daarna psychologische klachten (depressie). Deze symptomen (geïnduceerd door IS) correleren met veranderde activatie in de PFC en ACC.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hypothese bij MUS (!)

A
  1. ANS PS: verminderde activiteit (HRV laag)
  2. ANS SP: verhoging in rust, maar hyporesponsiviteit bij stressor (bij FM)
  3. HPA-as: hypocortisolisme bij CFS en soms FM, maar niet bij IBS (plattere dag curve), door lagere respons op CRH en stressoren > kwetsbaarder voor pijn en vermoeidheid. Zou kunnen komen door langere periode van hypercortisolisme.
  4. IS: verhoogde activiteit van IS door slechte herkenning van cytokinen of signaal respons, wat samenhangt met verhoogde activatie in de PFC en ACC en hersenveranderingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Disease

A

Fysiologische staat van het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Illness

A

Subjectieve ongewenste staat van gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Sickness

A

Sociale herkenning van ziekte waardoor iemand zijn maatschappelijke bijdrage tijdelijk niet hoeft uit te voeren (verschilt dus tussen depressie of een gebroken been!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Lijst met interventies voor MUS

A
  • Farmacologisch: TCA helpt bij FM bij 1/3e - over het algemeen helpen farmaca wel een beetje maar niet bij iedereen. SSRI vaak voorgeschreven
  • Fysieke activiteit: in het begin meer pijn, maar daarna afname van pijn (lastig om mensen door de pijn heen te laten bewegen)
  • CGT: aanpak gezondheidsovertuigingen, coping eigenschappen en catastroferen - goede resultaten, maar mensen willen vaak niet meewerken omdat het dan tussen de oren zit.
  • Leefstijl educatie
  • Slaap hygiëne
  • Multicomponent therapy
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ACC staat in connectie met

A

HPA-as en ANS. Wordt geremd door RVPFC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

MUS komt veel voor in de volgende specialismen

A

Reumatologie, cardiologie, gastro-intestinaal, neurologie en gynaecologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Criteria DSM 5

A

A. Één of meer somatische klachten die het dagelijks leven beïnvloeden
B. Excessieve gedachten, gevoelens en gedragingen gerelateerd aan deze somatische symptomen: hoge angst, disproportionele en persisterende zorgen over iemands symptomen en excessief veel tijd en energie hieraan besteden. = BELANGRIJKSTE!!
C. Meer dan 6 maanden

Opmerkelijk: afwezigheid van ziekte is niet meer nodig

20
Q

Verschil MUS en somatisch symptom stoornis

A

MUS meer vanuit de medische discipline, SSD meer vanuit psychiatrie/huisarts

Groot gedeelte van specialisten merken deze klachten niet op als stoornissen.

21
Q

Immunological self

A

Stabiel aangeboren deel van IS, maar ook aangeleerd en herkennend - zowel innate als addaptive IS.

Gedisreguleerde ontstekingsreactie - sickness behaviour

22
Q

Altered self

A

Systeem/cellen veranderen na een infectie

23
Q

Self en altered self bij MUS

A

Doordat immuunsysteem over een langere periode is veranderd (door altered self), is deze niet meer in staat om signalen te herkennen of hier reacties op te geven > MUS klachten!!

24
Q

Criteria FM

A
  • Chronische pijn bij meer dan 11/18 pijnpunten
  • Hyeralgesie en allodynia
  • Vermoeidheid (!), depressie, slaap, concentratie
25
Q

FM en CFS

A

Hangen vaak met elkaar samen

26
Q

FM en medicatie

A

Pijnmedicatie werken niet zo goed

27
Q

Criteria van CFS

A
  • Onverklaarde vermoeidheid voor meer dan 6 maanden
  • Meer dan 4/8: onprettig voelen na inspanning, niet bevredigende slaap, geheugenproblemen, concentratie, hoofdpijn, spierpijn, pijn in gewrichten (!), zere keel, gevoelige lymfeklieren
28
Q

Meten van lichamelijke responsen

A
  • Spontaan kunnen bewegen
  • Hartslag
  • PEP
  • RSA
  • Ademhaling
  • Speeksel: cortisol
29
Q

Activiteit MUS

A

Doen gemiddelde dezelfde basis activiteiten, maar hebben welk minder hoge pieken in hun activiteit - piekactiviteit gedurende de dag lager
Als patiënten pijn ervaren gaan ze minder ondernemen, maar wanneer ze meer ondernemen voelen ze niet meer klachten (terwijl ze dit wel denken)

30
Q

Somatische amplificatie

A

Meer klachten van pijn ervaren

31
Q

Somatische de-amplificatie

A

Minder klachten van pijn ervaren

32
Q

Primaire respons bij pijnonderzoek

A

Pijnperceptie - Thalamus, somatosensorische cortex, insula

33
Q

Secundaire respons bij pijnonderzoek

A

Cognitieve reactie op pijn - ACC en PFC

34
Q

Bevindingen pijnonderzoek bij IBS

A

Voelen bij zowel ballon in de anus als hitte op de huid meer pijn en meer hersenactiviteit in pijngebieden. Het gaat dus op CENTRALE PIJNSENSITISATIE, niet om stimulus specifieke sensitisatie.

35
Q

Waardoor worden cytokinen verhoogd

A

Blootstelling aan bacteria, virussen of verwondingen geeft verhoging van interleukinen.

36
Q

Immuunsysteem reageert

A

Bij gevaar of schade en valt zowel non-self cellen aan als altered self cellen (veranderende lichaamseigen cellen, zoals kankercellen of geïnfecteerde cellen)

37
Q

Inflammatoire reflex en interoceptie

A

Bij immuunrespons gaan signalen naar de hersenen toe, waardoor deze de fysiologische conditie van het lichaam door heeft. Dit is geassocieerd met verhoogde activiteit in de PFC en ACC en hun connecties met de amygdala, insula, hippocampus en hypothalamus.

38
Q

Functie van ziektegedrag

A

Adaptief: energie bewaren voor het vechten tegen de infectie.

39
Q

Belangrijke factor in ziektegedrag

A

Interferonen (klasse van cytokinen)

40
Q

Behandeling met interferonen geeft

A

Eerst fysieke ziektegedrag, daarna psychologisch. Deze symptomen correleren met verhoogde activatie in de PFC en ACC (interoceptie)

41
Q

ANS bij MUS

A

Lagere PS, HRV. Opvoeren door biofeedback, fysieke inspanning, mindfulness

42
Q

HPA bij MUS

A
  • Hypocortisolisme bij CFS (en FM waarschijnlijk) > plattere cortisol curve
  • Lagere respons naar CRH en stressor
  • Zou kunnen komen door langere tijd hypercortisolisme
  • Andere bewijzen: lage cortisol kan pijn en vermoeidheid veroorzaken, lagere ochtend cortiso is predictief voor vermoeidheid in de avond en lagere CAR is predictief voor vermoeidheid 30 maanden later, onafhankelijk van andere factoren
43
Q

Behandelingen en HPA-as

A
  • Corticosteroïden: alleen korte termijn effecten in klein deel van de patiënten
  • CGT: werkt goed, maar minder bij lage/platte cortisol curve (en mensen willen vaak niet)
  • CGT + beweging: verhoging van cortisol (maar niet in controle groep, dus dat is goed?)
44
Q

Model Geenen en Bijlsma

A

Genetische kwetsbaarheid, vrouwelijk geslacht, ziekte en fysiek/psychologische trauma > endocriene afwijkingen en structurele/functionele veranderingen in de hersenen > symptomen < behandelingen

45
Q

ANS, HPA en SAM veranderingen bij MUS algemeen

A

Wel disregulatie, maar bevindingen zijn heterogeen