College 5: Emotions and the brain Flashcards

1
Q

Vier aspecten van emotion-brain-health associatie (artikel Gianaros)

A
  • Hersen appraisal systemen
  • Visceromotorische output van hersenen naar organen/weefsel
  • Perifere fysiologie en pathofysiologie
  • Viscerosensorische input van lichaam terug naar appraisal systemen in de hersenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hersen appraisal systemen

A

Appraisal systemen ontvangen en evalueren gebeurtenissen en ervaringen en geven er wel/geen waardevolle betekenis aan. Deze appraisal systemen maakt dat het ene individu een gebeurtenis als stressvol ervaart (hogere bloeddruk, atherosclerose) en een andere niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gebeurtenis als stressvol ervaren (Gianaros)

A

Verhoging hartslag, bloeddruk, verlaging HRV, activatie van SAM- en HPA-as > hogere kans op atherosclerose, hypertensie, HVZ en mortaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Visceromotorische output van hersenen naar organen/weefsel

A

Top down. Verhoging SP en verlaging PS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Perifere fysiologie en pathofysiologie

A

Aanpassing van organen/weefsel in reactie op de informatie uit de hersenen: meer bloed naar de spieren/hart, minder naar de organen bijvoorbeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Viscerosensorische input van organen/weefsel terug naar de hersenen

A

Bottom-up. Fungeert als een controlesysteem, feedback loop naar de hersenen toe zodat de activiteit/stressreactie geremd kan worden. Zo vormt het een bidirectioneel systeem, waarbij de informatie aan de ene kant (visceromotorisch) wordt aangestuurd door de andere kant (viscerosensorisch) en andersom.
Een manier waarop dit gebeurt is via BAROREFLEX: regulatie van bloeddruk homeostase (allostase?) en is gekoppeld aan hartslag > wanneer de hartslag te hoog is, wordt de bloeddruk aangepast en omlaag gebracht, zodat er geen schade komt.

!! Bij stress werkt deze feedback loop niet meer goed en kan de bloeddruk niet omlaag worden gebracht > vasculaire schade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Emotie regulatie is afhankelijk van (CNS) *

A

Interactie tussen frontale corticale gebieden en subcorticale gebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Fear conditioning (CNS)

A

Fear conditioning is een vorm van klassieke conditionering, waarbij de US aversief is. Het is ook een vorm van impliciet leren. De amygdala speelt hierbij de hoofdrol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Patiënten met bilaterale amygdala schade

A

Zijn niet in staat om een geconditioneerde respons te ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Twee wegen naar de amygdala

A
  • High Road (HR)

- Low Road (LR)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

High Road

A

Via de PFC naar de thalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Low Road

A

Direct naar de thalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Amygdala ook belangrijk bij

A
  • Expliciet leren: nodig voor een normale emotionele respons op een emotionele stimulus waarvan de waarde expliciet geleerd is, door fear conditioning (gebeten door een hond). Daarnaast speelt de amygdala een rol in het versterken van emotionele herinneringen.
  • Emoties herkennen op gezichten: vooral bij angst veel activiteit, activiteit verschilt per emotie. De amygdala wordt vooral geactiveerd bij nieuwe stimuli, ongeacht valence of arousal.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Emotie heeft invloed op

A

Aandacht, perceptie en het maken van beslissingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verschil emoties en stemming

A
  • Emoties zijn korter

- Emoties hebben een trigger/event nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Localisatie approach

A

Mentale staten die onder dezelfde emotie vallen horen bij een specifiek hersengebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Constructionist approach

A

Elk netwerk kan hersengebieden bevatten die min of meer betrokken zijn bij emoties, maar ook hersengebieden die een hele andere functie hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Basis emoties

A
  • Aangeboren, universeel en kortdurend
  • Voor veel mensen/dieren hetzelfde
  • Vast set emoties met bepaalde karakeristieken, ontwikkeld door de evolutie heen.
  • Emoties Ekman: boos, angst, walging, verdriet, blijdschap, verrassing.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Complexe emoties

A
  • Duren langer, verfijnder dan basis emoties en kunnen cultureel/individueel specifiek zijn.
  • Emoties Ekman: ouderlijke liefde, romantische liefde, afgunst, jaloezie
  • Hebben betrekking tot een breder netwerk dan het limbisch systeem
  • Interpretatie voor nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Dimensies van emoties

A
  • Valence: positief/negatief
  • Arousal: hoog/laag (gereguleerd door reticular arousal systems)
  • Doelen: approch/withdrawal (kan ook beiden zijn, dan ga je twijfelen)
    Emoties kunnen op een continuüm worden gezien.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

James Lange theorie

A

Emoties zijn het resultaat van onbewuste interpretatie van een fysiologische reactie (mijn hartslag is hoog, ik ren weg, dus ik ben bang). Eerst lichamelijke reactie, daarna emotie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Cannon-Bard theorie

A

Emotionele stimulus wordt verwerkt door de thalamus via twee parallelle processen:

  • Neocortex: emotioneel gevoel
  • SP in het perifere systeem: emotionele fysiologische reactie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Schachter & Singer

A

Lijkt op James Lange, maar in plaats van onbewuste emotionele reactie volgt er een cognitieve reactie na de lichamelijke gewaarwording (“ik ben in gevaar” > angst)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Lazarus

A

Hoe neem je prefrontaal dingen waar, appraisal van gevaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Conceptual Act Model/Constructivist Theorie (Lisa Barrett)

A

Emoties komen door cognities die gevormd zijn door eigen taal en cultuur.
Input > lichamelijke respons > mentale representatie (beïnvloed door taal/cultuur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Evolutionary Psychology Approach (Cosmides & Tooby )

A

Emoties bestaan uit verschillende processen waar geen onderscheid tussen wordt gemaakt: fysiologie, gedrag, gevoel en cognities/appraisal > emoties coördineren al deze reacties samen.
Voorbeeld: bij zien van een beer bedenken dat er een hoge boom stond op de plek waar je ging picknicken. Als de beer je niet heeft gezien ga je naar freeze, anders naar boom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

HR/LR (LeDoux)

A
  • HR: snelle emotionele reactie (overleving, evolutionair)

- LR: bewust gevoel wat daarbij komt (niet relevant voor respons en is aangeleerd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Emoties definite

A

Neigingen om een bepaald gedrag uit te voeren, beïnvloed door de behoeften van de persoon - continue aanpassing van de persoon aan de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Kenmerken van emoties

A
  • Betrekking op verschillende systemen: zowel appraisal als verschillende hersengebieden per dimensie.
  • Hebben trigger (stemming niet)
  • Kunnen aangeleerd (angst conditionering) zijn of automatisch/aangeboren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hersengebieden en emoties

A
  • Bestaan uit netwerken
  • Geen 1:1 relatie tussen structuur en functie
  • Inter-individuele verschillen in hersenstructuren en functie
  • Brodman’s area: heeft een precieze locatie ipv functionele units.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Emoties en ANS

A
  • PS: rest/digest

- SP: fight/flight

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Arousal komt vanuit

A

De basale hersenstructuren.

33
Q

Boosheid (localisatie)

A

Orbitofrontaal cortex

34
Q

Angst (localisatie)

A

Amygdala

35
Q

Verdriet (localisatie) *

A

Anterior cingulate gyrus

36
Q

Walging (localisatie)

A

Insula

37
Q

Structuren van het limbische systeem

A
  • Corticaal: OFC, hippocampus, periform cortex, entorhinal cortex, fornix
  • Subcortical: amygdala, nucleus accumbens, septale kernen
  • Diencefalon structuren: hypothalamus, anterior thalamus
38
Q

Papez circuit

A

Hypothalamus, anterior thalamus, cingulate gyrus en hippocampus

39
Q

McLean

A

Voegde limbische structuren toe, basale ganglia, subcorticale kernen, amygdala en OFC en noemde dit het limbisch systeem.

40
Q

Netwerk van emoties

A

Thalamus, sensotosensorische cortex, hogere orde cortici, amygdala, insula, PFC, ventrale stratium, ACC

41
Q

PFC bestaat uit

A
  • DLPFC
  • OFC
  • ACC
  • Ventromediale PFC
42
Q

DLPFC

A

Cognitief functioneren: EF, probleem oplossen, problemen analyseren.
Theorie: Schachter & Singer theorie, Constructivist theorie over hoe cultuur invloed heeft op mentale representatie.

43
Q

OFC

A

Impuls regulatie, compulsies, drives

Theorie: lichamelijke emotionele reactie bij bijvoorbeeld James-Lange, Schachter & Singer

44
Q

ACC dorsaal

A

Selectieve aandacht

Theorie: HR (voor snelle emotionele reactie)

45
Q

ACC ventraal

A

Emotie regulatie

Theorie: Cannon-Bard (emotioneel gevoel door neocortex)

46
Q

Ventromediale PFC

A

Emotie verwerking

Theorie: LR (bewust gevoel bij stimulus), Cannon-Bard (emotioneel gevoel door neocortex)

47
Q

Amygdala belangrijk voor de verwerking van deze emoties

A

Dreiging/angst, walging, verdriet, maar ook blijdschap!

48
Q

Amygdala betrokken bij de volgende processen

A

Leren (angst conditionering), geheugen, aandacht naar relevante stimulus, perceptie, waarde representatie en maken van beslissingen

49
Q

Kluwer-Bucy syndroom

A

Minder angst, neiging om objecten te benaderen die normaal angst uitlokken.

50
Q

Amygdala en structuren

A

Meest verbonden orgaan van de forebrain met andere structuren.

51
Q

Drie complexen amygdala

A
  • Basale laterale kern: input > medieert gedrag
  • Centromediale kern: output > medieert emotionele respons.
  • Corticale kern: input van olfactorische cortex en bulbus
52
Q

Feedforward pathway

A

Van mediale PFC naar amygdala: perceptie van stimulus

53
Q

Feedback pathway

A

Van amygdala naar laterale PFC: sturen gedrag aan voor emotionele respons

54
Q

Urbach-Wiethe ziekte

A
  • Geen bange gezichten herkennen
  • Verminderde angst ervaring
  • Niet leren van angstige situaties, maar wel kunnen aanwijzen wat de aversieve stimulus is.
55
Q

Twee delen amygdala betrokken bij angst conditionering

A
  • Superior dorsolaterale amygdala: snel leren van CS-US koppeling
  • Inferior dorsolaterale amygdala: lange termijn veranderingen > stimulus opgeslagen in herinnering
56
Q

Biological montion

A

Het onderscheiden van roofdier/prooidier om een inschatting te maken van gevaar - amygdala!

57
Q

Dubbele dissociatie

A

Koppeling van functie aan gebied door middel van twee personen: persoon 1 is beperkt in één gebied maar niet in het andere gebied en bij persoon 2 is dit omgekeerd > zo hersenstructuren in kaart brengen

58
Q

Dubbele dissociatie test amygdala

A

Speld in de hand en iemand een hand geven. Mensen met Urbach-Wiethe leren niet van de gebeurtenis en geven persoon weer een hand, maar kunnen wel zeggen dat ze geprikt wordt (past gedrag niet aan). Mensen met Korsakov leren wel van stimulus, dus ander hersengebied bij betrokken.

59
Q

Emotie regulatie wordt beïnvloed door

A
  • Type emotie
  • Wanneer emotie
  • Hoe we emoties uiten en ervaren
60
Q

ER: suppression

A

Functioneel in sommige situaties, maar bij vaak voorkomen kan dit negatief zijn voor je gezondheid.

61
Q

Betere strategie dan suppression

A

Reappraisal: emotionele flexibiliteit

62
Q

Reappraisal hersengebied

A

Prefrontale gebieden

63
Q

Emotionele respons hersengebieden

A

Subcorticale gebieden: amygdala.

64
Q

Wat heeft invloed op emotionele/affectieve staat

A

Stimulus direct (fysiologische reactie) en indirect (via appraisal). Ook invloed van ER (+/-).

65
Q

ACC rostraal/ventraal belangrijk bij

A

Automatische NS regulatie, emotioneel gedrag.

66
Q

OFC ook belangrijk bij

A

Complexe functies, beloning/doelgericht gedrag, veel connecties met subcorticale systemen.
> MEDIATOR tussen PFC en subcorticale gebieden

67
Q

Automatische gebieden PFC

A
Ventromediale PFC: 
- OFC
- Dorsomediaal PFC
- ACG 
> emotioneel gedrag
68
Q

Bewuste gebieden PFC

A

Laterale PFC - VRIJWILLIG:

DLPFC & VLPFC > executief functioneren, werkt als een controle systeem op de automatische gebieden van de PFC

69
Q

Model PFC gebieden en amygdala

A

VMPFC stuurt input naar amygdala, die zorgt voor een emotionele perceptie. De VMPFC heeft een controle systeem, dit zijn de gebieden van de laterale PFC en die kunnen de emotionele reactie onderdrukken door de VMPFC te onderdrukken.

70
Q

Vrijwillig gedrag

A

Onderdrukking - DL/VLPFC

71
Q

Vrijwillige aandacht

A

Go/NoGo paradigma: drukken bij X en onderdrukking bij alles behalve X - DLPFC

72
Q

Automatisch gedrag

A

Extinctie van angst conditionering

73
Q

Automatische aandacht

A

Stroop taak

74
Q

Onbewuste cognitieve controle

A

Gambling tasks

75
Q

Vrijwillige cognitie

A

Reappraisal

76
Q

Volgorde van stressor naar cardiac event (Gianaros)

A
  1. Persoon wordt geconfronteerd met een gebeurtenis, mogelijke stressor (perceptie)
  2. Appraisal: appraisal systemen ontvangen en evalueren gebeurtenissen en ervaringen en geven er wel/geen waardevolle betekenis aan. Deze appraisal systemen maakt dat het ene individu een gebeurtenis als stressvol ervaart (hogere bloeddruk, atherosclerose) en een andere niet.
  3. Visceromotorische output: top-down van hersenen naar het weefsel > verhoging SP en verlaging PS
  4. Perifere fysiologie: weefsel/organen passen zich aan aan de informatie uit de hersenen, bijvoorbeeld minder bloed naar organen en meer naar weefsel.
  5. Viscerosensorische input van organen/weefsel terug naar de hersenen: fungeert als een controlesysteem, feedback loop naar de hersenen toe zodat de activiteit/stressreactie geremd kan worden. Zo vormt het een bidirectioneel systeem, waarbij de informatie aan de ene kant (visceromotorisch) wordt aangestuurd door de andere kant (viscerosensorisch) en andersom.
    Een manier waarop dit gebeurt is via baroreflex: regulatie van bloeddruk homeostase (allostase?) en is gekoppeld aan hartslag > wanneer de hartslag te hoog is, wordt de bloeddruk aangepast en omlaag gebracht, zodat er geen schade komt. Bij stress werkt deze feedback loop niet meer goed en kan de bloeddruk niet omlaag worden gebracht > vasculaire schade.
77
Q

Centrale autonome netwerk

A

Veel overlap met emotie regulatie systemen, drijft ANS aan. Gebieden die niet in het limbisch systeem zit

78
Q

Insula

A

Betrokken bij de regulatie van homeostase, onderzoeken om de balans tussen SP en PS te achterhalen. Bij weghalen van insula had dit nauwelijks gevolgen voor hartslag, lichaam heeft allerlei compensatie systemen